KOERDISTAN

Enquête: 71 procent pleit voor wettelijke verankering van het ‘recht op hoop’

Enquête: 71 procent pleit voor wettelijke verankering van het ‘recht op hoop’
  • Noord-Koerdistan

Een representatieve enquête van het Centrum voor Sociaal-Politiek Veldonderzoek (SAMER) in Amed (tr. Diyarbakır) toont een toenemende publieke belangstelling voor juridische hervormingen in de context van de Koerdische kwestie. De wens om een wettelijk geregeld “recht op hoop” in te voeren kwam bijzonder duidelijk naar voren: 71,9 procent van de ondervraagden sprak zich hiervoor uit.

Barometer voor politiek en vrede

Het onderzoek met de titel “Analyse van de publieke opinie in de context van discours en praktijk in Oost- en Zuidoost-Anatolië” is gebaseerd op vier veldstudies in 16 steden, uitgevoerd in oktober 2024 en in januari, maart, mei en oktober 2025. Het doel was om een beeld te krijgen van de stemming over het door Abdullah Öcalan geïnitieerde “proces voor vrede en een democratische samenleving” en over de rol van de betrokken actoren.

Het startpunt van de enquête werd gemarkeerd door de symbolische handdruk tussen MHP-voorzitter Devlet Bahçeli en afgevaardigden van de DEM-partij bij de opening van het parlement op 1 oktober 2024. Ook Bahçeli's toespraak tot de Koerdische vertegenwoordiger Abdullah Öcalan op 22 oktober droeg bij aan de hernieuwde zichtbaarheid van debatten over een hervatting van het vredesproces.

Publieke prioriteiten: economie blijft centraal thema

Op de vraag “Wat is het grootste probleem van Turkije?” noemde 53,6 procent in januari de economische crisis, terwijl 27,7 procent de Koerdische kwestie noemde. In mei – na het ontbindingscongres van de Koerdische Arbeiderspartij (PKK) – steeg het percentage van degenen die de economie als het belangrijkste probleem zien tot 68,9 procent. Tegelijkertijd daalde het percentage van degenen die de Koerdische kwestie als het meest urgente probleem beschouwen tot 16,4 procent. In oktober keerde deze trend zich gedeeltelijk om: het percentage voor de Koerdische kwestie steeg tot 21,2 procent, terwijl economische zorgen bij 59,7 procent lagen. De auteurs van de enquête schrijven dit toe aan het uitblijven van een politieke reactie van de regering.

Groeiende kloof tussen regeringsretoriek en praktijk

Een ander resultaat: de perceptie van het regeringswerk is verslechterd. Slechts 25,6 procent van de ondervraagden gaf in oktober aan dat er overeenstemming was tussen de uitspraken van de regering en haar daadwerkelijke handelen. In januari was dit nog 16 procent, in mei steeg dit naar 27,7 procent, om vervolgens weer licht te dalen. Tegelijkertijd steeg het aantal mensen dat de regering een incoherent beleid verwijt tot 47,7 procent.

Duidelijke toename van de roep om hervormingen

Het onderzoek laat ook zien dat er steeds meer steun is voor concrete juridische hervormingen:

▪ Wijziging van de strafuitvoeringswet: van 65% in maart naar 78% in oktober

▪ Afschaffing van de antiterrorismewet (TMK): van 60,4% naar 62,4%

▪ Vrijlating van zieke gevangenen: van 68,5% naar 74,9%

▪ Vrijlating van politieke gevangenen na het uitzitten van hun straf: van 66,7% naar 74,5%

▪ “Recht op hoop”: van 68,9% naar 71,9%

▪ Rechtszekerheid voor vredesbemiddelaars: van 66,7% naar 74,7%

Volgens SAMER wijst deze stijging op collectieve ervaringen uit eerdere processen, met name op de juridische vervolging van vroegere bemiddelaars.

Toeschrijving van verantwoordelijkheid: het grootste vertrouwen in Öcalan

Op de vraag welke actoren het best hun verantwoordelijkheid in het vredesproces nemen, kreeg de Koerdische visionair Abdullah Öcalan met 42,9 procent de meeste stemmen, gevolgd door de PKK met 40,5 procent. De laagste scores werden behaald door de regering (24,8%), de parlementaire oppositie (20,3%) en het parlement als geheel (22,1%).

Veeleer gematigde verwachtingen ten aanzien van een positieve uitkomst van het proces

De verwachtingen ten aanzien van een succesvol vredesproces zijn voorzichtig optimistisch: in oktober 2025 geloofde 23,3 procent in een positieve uitkomst (januari: 18,9 procent), terwijl 24,8 procent dit onwaarschijnlijk achtte (januari: 20,4 procent).

Houding ten opzichte van het autonome bestuur in Noord- en Oost-Syrië

In verband met het autonome bestuur in Noord- en Oost-Syrië wenste 34,5 procent van de ondervraagden in oktober een “constructieve en oprechte samenwerking”. De expliciete instemming met een samenwerking bedroeg 23,3 procent.

Bron: ANF

Gerelateerde Artikelen