KOERDISTAN

14 jaar na het bloedbad van Roboskî: “Een lakmoesproef voor het vredesproces”

14 jaar na het bloedbad van Roboskî: “Een lakmoesproef voor het vredesproces”
  • Noord-Koerdistan

Veertien jaar na het bloedbad door het Turkse leger in het Koerdische dorp Roboskî herinneren verschillende organisaties aan de voortdurende straffeloosheid van de daders. Bij het bombardement op 28 december 2011 werden 34 burgers, waaronder 19 minderjarigen, gedood door gerichte luchtaanvallen. Studenten, maatschappelijke groeperingen en afgevaardigden van de DEM-partij eisten ter gelegenheid van de komende verjaardag een juridische afhandeling en noemden het bloedbad een “graadmeter voor de geloofwaardigheid van de huidige vredesinspanningen”.

In Amed (tr. Diyarbakır) organiseerden studenten van de Dicle-universiteit een herdenkingsdemonstratie met spandoeken en slogans als “Roboskî is onze wond – hun nagedachtenis ons licht”. De politie probeerde aanvankelijk het protest te verhinderen, maar moest zich neerleggen bij het vastberaden optreden van de deelnemers.

De student Sidar Kiye, die de slotrede hield, sprak van een “pijnlijk symbool van de oorlogslogica tegenover de Koerdische bevolking”. Kiye bekritiseerde het feit dat justitie tot op heden geen consequenties heeft getrokken: “Het militaire openbaar ministerie sprak van een ‘onvermijdelijke fout’, de civiele rechter seponeerde de zaak, het Constitutionele Hof en het Europees Hof van Justitie wezen de klachten af. De daders werden beschermd, niet vervolgd.”

Roboskî is niet alleen een op zichzelf staand geval, maar maakt deel uit van een lange reeks onopgehelderde gewelddaden – van ‘33 kogels’, zoals de ook onder de naam ‘Muğlalı-incident’ bekende executie van Koerdische smokkelaars in 1943 op bevel van een Turkse legergeneraal in Wan (Van), over de Dersim-genocide in 1937/38 tot de IS-aanslagen in 2015 in Pirsûs (Suruç) en Ankara, aldus Kiye. In 2025 waren er nieuwe sprankjes hoop zichtbaar door de vredesoproep van Abdullah Öcalan, de wapenstilstandsverklaring van de PKK en een parlementair initiatief. Maar zonder verwerking van het verleden blijft het vredesproces onvolledig: “Roboskî is de lakmoesproef: zonder gerechtigheid voor de slachtoffers blijft elke vredesretoriek hol.”

Ook in Dersim werd stilgestaan bij de slachtoffers

In Dersim (Tunceli) riep het lokale platform voor werk en democratie tijdens een herdenkingsbijeenkomst op tot opheldering van de pogrom in Gurgum (Maraş) en de bloedbaden in Turkse gevangenissen in 2000 en in Roboskî. Op spandoeken stond te lezen: “Wij willen gerechtigheid – Roboskî mag niet worden vergeten.” Orhan Çelebi, lid van het centraal comité van de socialistische ESP, sprak van een “systematische schending van het recht op leven” door staatsactoren.

Het gebrek aan actie van openbare aanklagers en rechtbanken, het seponeren van zaken en het beschermen van de verantwoordelijken zijn geen toeval, maar “onderdeel van een bewust beleid van straffeloosheid”. Ook vandaag de dag worden Koerden, alevieten en linkse activisten nog steeds systematisch gediscrimineerd of repressief behandeld, aldus Çelebi. Terwijl Koerden te lijden hebben onder veiligheidsmaatregelen en collectieve straffen, worden alevieten in de openbare ruimte buitengesloten. Linkse en revolutionaire krachten zijn vooral in gevangenissen het doelwit van isolatiemaatregelen en beperkingen van hun rechten.

DEM-partij dient motie in bij het parlement

De twee afgevaardigden van de DEM-partij, Newroz Uysal Aslan en Mehmet Zeki Irmez, hebben ter gelegenheid van de verjaardag van het bloedbad van Roboskî een motie ingediend bij het Turkse parlement. Daarin eisen ze een uitgebreid parlementair onderzoek naar de gebeurtenissen van 28 december 2011, toen vier Turkse F-16-straaljagers een karavaan van 34 grenshandelaren bombardeerden die met hun muilezels, enkele jerrycans dieselbrandstof, thee en suiker uit Zuid-Koerdistan op weg waren naar hun dorp Roboskî. De dorpelingen – toen tussen de 13 en 38 jaar oud – waren net over de smalle paden van het bergachtige gebied in het Turks-Iraakse grensgebied gelopen toen om 21:37 uur het bombardement begon – en pas om 22:24 uur eindigde. 24 van de 34 vermoorde personen behoorden tot de familie Encü. Vier mensen overleefden het bloedbad.

Militairen op de hoogte van smokkelroute

De Turkse staat rechtvaardigde de aanval door te zeggen dat men de groep voor “terroristen” had aangezien en daarom had besloten tot een bombardement. Later bleek dit een leugen te zijn. Drie uur voor de eerste luchtaanval waren namelijk al dronebeelden geanalyseerd waarop duidelijk te zien was dat het om grenshandelaren ging. De informatie over de bewegingen in het grensgebied was door NAVO-partner VS aan het Turkse leger doorgegeven. De gegevens waren afkomstig van een Amerikaanse drone van het type “Predator”, die eerder boven het Turks-Iraakse grensgebied had gecirkeld. De lokale militaire politie was bovendien op de hoogte van de smokkelroute, omdat zij illegale douanerechten inde. Toch werd er gebombardeerd.

 

Gerelateerde Artikelen