KUNST EN CULTUUR

Sinan Hezer: Ons verhaal is nog niet ten einde

Sinan Hezer: Ons verhaal is nog niet ten einde

De Koerdische kunstenaar Sinan Hezer beweegt zich tussen schilderkunst, politieke expressie en poëtische symboliek. Hij werd geboren in Noord-Koerdistan en studeerde interieurarchitectuur, schilderkunst en beeldende kunst. Tegenwoordig leeft en werkt hij in ballingschap en zijn werken zijn doordrongen van figuren uit het verzet: vrouwen, dieren, lichamen, sporen van verdrijving. Maar ze zijn meer dan alleen esthetiek. Voor Hezer is kunst een collectief geheugen, een ruimte van verzet, een plek van overleving.

In gesprek met ANF Nieuwsagentschap reflecteert hij op wat het betekent om artistiek te werken tussen een onderdrukte geschiedenis en een versnipperd heden. Hij spreekt over het belang van taal, de noodzaak van collectieve praktijken, de verantwoordelijkheid ten opzichte van de afgebeelde personen en over een hoop die geen naïviteit is, maar een bewuste daad van verzet.

Je beschouwt kunst niet alleen als een individueel expressiemiddel, maar ook als een vorm van verzet. Hoe definieer je verzet in je artistieke werk?

Verzet betekent voor mij niet alleen tegenspraak of kritiek. Het is veeleer het volhardend zichtbaar maken van het onzichtbare – een actief aandringen om tot zwijgen gebrachte, onderdrukte en verdrongen verhalen weer in omloop te brengen en een collectief geheugen levend te houden dat moet worden uitgewist. In mijn kunst is verzet een daad van volharding, een vorm van voortbestaan, een houding van bestaan. Als ik met mijn penseel over het oppervlak ga, zeg ik in feite: “Ik ben hier, wij zijn hier, onze geschiedenis is niet ten einde.” Het is een voortzetting, een voortvertelling. Zo worden de universele historische verhalen van alle onderdrukte volkeren versterkt.

„Kîlîta Wendayî – AMARA“ | Foto: SH

Symbolen nemen een centrale plaats in in je werk. Welke rol speelt deze symbolische taal om onderdrukte strijd zichtbaar te maken?

Symbolen zijn voor mij een soort ‘geheime taal’. Ze spreken voor wat niet openlijk gezegd kan worden, wat riskant zou zijn om uit te spreken, of wat met woorden onvoldoende kan worden overgebracht. Een vogel, een gewond lichaam, een dier, een lege ruimte, een vechtende vrouw op een smal pad – al deze elementen verwijzen naar levensverhalen, naar reële existenties. Sommige van deze symbolen grijpen bewust terug op Koerdische beeldtradities – bijvoorbeeld motieven uit tapijten, verhalende gebaren of traditionele lichaamstaal. Het gaat mij daarbij niet om nostalgie, maar om het zichtbaar maken van levende wortels. Ik geloof dat symbolen de boodschap van onderdrukte levens in zich dragen; ze dagen de toeschouwer uit: “Zie wat je niet zou moeten zien, herinner je wat vergeten is.” Zo begrijp ik hun functie. Iedereen die artistiek actief is, zoekt uiteindelijk naar een code, een interpretatie, een benadering. Ik ben slechts een van de velen die deze zoektocht ondernemen.

In een van je teksten schrijf je: “Kunst moet haar plaats in de samenleving innemen.” Waar plaats je vandaag je eigen kunst – zowel in de context van Koerdistan als in de diaspora?

Ik positioneer mijn kunst tussen twee werelden: tussen de gekwetste herinnering en de weerbarstige standvastigheid van Koerdistan enerzijds en de gefragmenteerde maar krachtige identiteit van de diaspora anderzijds. Een deel van mij staat in de dorpen, steden, verwoeste huizen en bergen – mijn blik rust op een verlaten schoen op een bergpad. Het andere deel bevindt zich midden in ballingschap, in migratie, in vreemdeling zijn. Mijn kunst vormt een brug tussen deze twee realiteiten; een overgang, een tracé. Daarom zie ik haar maatschappelijke plaats altijd ‘daartussenin’, op een plek dicht bij de collectieve herinnering. Ik ben ervan overtuigd dat de eigenlijke taak ligt in het creëren van herinneringen of het ondersteunen van reeds bestaande herinneringen.

In je kunst is niet alleen de beeldtaal belangrijk, maar ook het woord, de taal zelf. Welke rol speelt taal in je artistieke benadering?

Taal is voor mij niet alleen een middel om me uit te drukken, maar ook een element van identiteit. Een enkel Koerdisch woord kan soms meer gevoel overbrengen dan een hele afbeelding. Woorden vullen aan wat het beeld mist, en het beeld vult de leegte die de taal achterlaat. Meertaligheid is een natuurlijk gevolg van ballingschap, migratie en versnippering. Taal is tegelijkertijd een toevluchtsoord en een instrument van verzet. Zonder taal kan geen enkele kunstvorm volledig tot zijn recht komen. Deze meertaligheid is in werkelijkheid een veelzijdig vocabulaire.

Sinan Hezer | Foto: privé

Is kunst voor jou ook een manier om herinneringen te verwerken – in de zin van herinneringen ophalen of onderdrukte verhalen zichtbaar maken?

Ja, absoluut. Als ik schilder, werk ik niet alleen met lijnen en kleuren, maar ook met herinneringen. Ik probeer verloren, verboden en onzichtbaar gemaakte verhalen te bewaren in de vorm van sporen. Kunst is soms een grafsteen, soms een herinneringsboek, soms een klaagzang, soms een vlag van verzet. Zoals ik al zei: een vrouw, een mannelijke guerrillastrijder – ze dragen allemaal herinneringen in zich die niet mogen worden vergeten.

Welke betekenis heeft de Koerdische diaspora voor jou – als publiek, als klankbord of ook als metgezel?

De diaspora is voor mij niet zozeer een publiek als wel een metgezel. Ze draagt namelijk een gemeenschappelijke vreemdheid, een gedeelde pijn, een collectief gevoel van ballingschap in zich. Tegelijkertijd is ze een resonantieruimte: wat ik produceer zijn niet alleen esthetische objecten, maar ook oproepen, uitnodigingen tot ontmoeting. Door de diaspora blijft de stem niet alleen, ze vermenigvuldigt zich. Je zou kunnen zeggen: het is een gedeelde eenzaamheid. In de diaspora zijn veel verhalen en veel wonden van verschillende volkeren bewaard gebleven. Als Koerdische natie hebben we al veel bereikt. Het is nu van cruciaal belang om een vorm te vinden die systemisch werkt: een maatschappelijke structuur die wordt gedragen door ethische, politieke en intellectuele inhoud en taken.

In je teksten en in je artistieke praktijk benadruk je een collectieve aanpak. Wat betekent collectieve kunst voor jou – gaat het om meer dan alleen samen produceren?

Ja, voor mij betekent collectieve kunst veel meer dan alleen samenwerken. Het gaat om gezamenlijk denken, gezamenlijk herinneren, gezamenlijk voelen en elkaar versterken. Collectiviteit is een gedeelde verantwoordelijkheid. Juist voor kunstenaars die in ballingschap of onder repressieve omstandigheden werken, vormt het collectief een netwerk van solidariteit tegen isolatie. In dit netwerk gaat het niet alleen om productie, maar ook om uitwisseling, discussie en gedeelde herinneringen. Alle politieke systemen, of het nu democratisch socialisme of kapitalistisch modernisme is, functioneren uiteindelijk via collectieve vormen. In zoverre is collectiviteit de basisstructuur waaruit elke vorm van sociaal handelen voortkomt.

„Girê Miraza – AMARA“ | Foto: SH

Hoe kan een collectieve artistieke praktijk in ballingschap levendig worden gehouden zonder institutionele steun of veilige ruimtes?

Dat is heel goed mogelijk. Collectief werken begint namelijk niet met een plek, maar met een gezamenlijke wil. In ballingschap kunnen alle deuren gesloten zijn, maar mensen kunnen elkaar deuren openen. Politieke kunst heeft ruimtes nodig die meer weerklank vinden dan klassieke galeries, zoals gemeenschapscentra, straten, migrantenwijken. Kunst wil niet wegsterven in neutrale ruimtes, maar zich inscrijven in het geheugen, in het dagelijks leven, in het leven zelf. In appartementen, kleine ateliers, op digitale platforms of in tijdelijke ruimtes – overal kan collectieve productie plaatsvinden. Als institutionele steun ontbreekt, is de onderlinge solidariteit tussen kunstenaars de grootste bron. Formats zoals ontmoetingen, gezamenlijke archieven, collectieve lezingen of tentoonstellingen kunnen ook onder de omstandigheden van ballingschap worden gerealiseerd. Wat vandaag de dag vaak ontbreekt, is de wil om voor elkaar te werken. Veel stijlen definiëren zich via het ik, niet via het wij. Dat is uiteindelijk, bewust of onbewust, een ideologische keuze.

Wat zou de Koerdische kunstscene in ballingschap concreet kunnen doen om weerbarstige kunst te versterken en collectief denken te bevorderen?

Concreet zouden gezamenlijke tentoonstellingen of reizende tentoonstellingen kunnen worden georganiseerd. Er zouden archieven over de herinneringscultuur kunnen worden opgezet en middelen en kennis zouden onder kunstenaars kunnen worden gedeeld. Het zou ook van cruciaal belang zijn om elkaar zichtbaarheid te geven, bijvoorbeeld door middel van teksten, interviews of solidariteitsprojecten. Ook op digitale platforms kunnen collectieve ruimtes voor creatief werk ontstaan.

Ik ben ervan overtuigd dat ballingschap geen tekortkoming is, maar een ruimte vol mogelijkheden voor collectieve creativiteit. Elke kunstenaar moet natuurlijk ook subjectief werk nastreven – dat is belangrijk –, maar stabiele sociale systemen zijn altijd ontstaan door gezamenlijke actie. Denk maar aan Göbekli Tepe of de renaissance: alles is te danken aan mensen die samenkwamen, samenwerkten en gemeenschappelijke waarden creëerden.

In je werken komen steeds weer vrouwen, strijders, verzetsstrijders en dieren voor – dus vaak gemarginaliseerde figuren. Welke verantwoordelijkheid draag je in je weergave ervan?

Deze figuren zijn voor mij niet alleen esthetische elementen. Het gaat er veeleer om hen de status van subject te verlenen of bestaande subjecten kracht en waardigheid toe te kennen. Hun pijn, strijd of woede gebruiken als louter ‘decor’ zou een ernstig verraad zijn. Juist in onze samenleving wordt van kunst vaak verwacht dat ze vertegenwoordigt, zonder haar tegelijkertijd ruimte en steun te geven. Dat leidt ertoe dat veel kunstenaars eenzaam worden onder de last van de representatie. Mijn grootste verantwoordelijkheid is daarom om hen te portretteren als dragers van hun eigen geschiedenis – met waardigheid, met ernst. Soms laat ik bewust iets open, soms verberg ik gezichten, omdat ik geloof dat zelfs in de representatie een recht op intimiteit bestaat. Het is een moeilijke realiteit waar ik mee worstel.

„Jineolojî – AMARA“ | Foto: SH

Het gevaar bestaat dat kunst wordt geconsumeerd zonder dat de politieke diepgang ervan wordt begrepen – dat het puur esthetisch wordt geïnterpreteerd. Hoe ga je om met deze spanning?

Dat is een zeer reëel gevaar. Om dat tegen te gaan, volg ik twee strategieën: enerzijds breng ik het esthetische en het politieke bewust in spanning met elkaar. Een visueel aantrekkelijk figuur kan plotseling worden onderbroken door een verontrustend detail. Anderzijds maak ik taal, bijvoorbeeld in de vorm van teksten, titels of citaten, tot een onderdeel van het werk. Een enkele zin kan de stilte van het beeld doorbreken en de kijkers dwingen om niet alleen het ‘mooie’ waar te nemen, maar ook het verhaal erachter. Deze spanning is uiteindelijk de energiebron van mijn artistieke praktijk. Het ontstaat vaak uit een innerlijke wrijving; tussen ballingschap en afkomst, tussen het verlangen naar schoonheid en de plicht om pijn te benoemen. Zonder deze wrijving zou mijn kunst iets essentieels missen.

Welke rol speelt hoop in je artistieke denken? Wat onderscheidt hoop van naïviteit of louter optimisme?

Voor mij is hoop geen kinderlijk optimisme of de gemakkelijke gedachte dat ‘alles goed komt’. Hoop is het vermogen om zelfs in tijden van schaarste het kleinste lichtje vast te houden. Het is de andere kant van verzet. De oprechte houding van een gewond figuur, het trillen van een lijn in de lege ruimte, een verborgen warmte in de schaduw van een gezicht: het zijn allemaal tekenen van hoop. Hoop is geen naïviteit, maar een overlevingsstrategie. Een bewuste keuze.

Als je een oproep zou kunnen doen aan de Koerdische gemeenschap over de hele wereld – met betrekking tot kunst, verzet en solidariteit – hoe zou die dan luiden?

Mijn oproep luidt: laten we elkaar zichtbaar maken. Laten we de herinnering levend houden. Laten we kunst niet alleen zien als versiering, maar als middel tot solidariteit, als huis van herinnering, als plaats van verzet. Ongeacht in welk land, in welke taal, onder welke omstandigheden – laten we elkaar een stem geven, elkaar het woord geven, elkaar steunen. Want alleen als we samen produceren, samen herinneren, samen verzetten, kunnen we voorkomen dat onze geschiedenis wordt verbroken of uitgewist.

Bron: ANF

 

 

Gerelateerde Artikelen