In Genève vindt vindt van 14 september tot 6 oktober de 45e zitting van de Mensenrechtenraad plaats.
De mensenrechten in Turkije zullen opnieuw worden besproken tijdens de sessie, aangezien de Werkgroep inzake gedwongen of onvrijwillige verdwijningen (die voor het eerst haar rapport in 2016 publiceerde) een aanvulling heeft gemaakt op het oude rapport waarin zij specificeerde ‘dat zij de Turkse regering op 18 november 2019 heeft verzocht informatie te verstrekken over de maatregelen die zijn genomen ter uitvoering van de aanbevelingen die zijn gedaan in het rapport dat is uitgebracht na haar bezoek aan het land in maart 2016″.
De werkgroep “dankt de regering van Turkije voor de medewerking aan het proces van het vervolgverslag”, maar erkent dat “beperkte vooruitgang is geboekt op wetgevend gebied, met name bij het afschaffen van wettelijke beperkingen voor het misdrijf foltering.”
De werkgroep merkt inderdaad op “dat veel aanbevelingen slechts gedeeltelijk of helemaal niet zijn aangepakt”. De werkgroep zegt ‘evenzeer bezorgd te zijn dat de bovengenoemde praktijken, die in Turkije of in het buitenland worden uitgevoerd, een weigering van gerechtigheid belichaamden, voor zover deze personen naar verluidt van hun vrijheid werden beroofd in de vorm van geheime, niet-erkende of incommunicado-detentie en volledig zonder enige vorm van bescherming via de wet. Het is verder verontrustend dat hun mogelijk het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en een eerlijk proces is ontnomen terwijl ze incommunicado vast werden gehouden, onder meer door gedwongen schuldbekentenis, ontkenning van het vermoeden van onschuld, onvermogen om de rechtmatigheid van detentie aan te vechten, weigering van toegang tot juridische vertegenwoordiging, evenals marteling en mishandeling.”
Verontrust door deze patronen, benadrukt de werkgroep dat “dergelijke praktijken het plegen van foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing kunnen vergemakkelijken en op zichzelf een vorm van een dergelijke behandeling kunnen vormen”.
De werkgroep merkt ook met bezorgdheid op dat de autoriteiten, zelfs na de opschorting van de noodtoestand, niet hebben voldaan aan de procedurele waarborgen bij arrestatie en tijdens de eerste uren van vrijheidsbeneming gericht op het voorkomen van mogelijke schendingen, zoals foltering. Deze waarborgen omvatten onmiddellijke registratie van en gerechtelijk toezicht op detentie, kennisgeving aan familieleden zodra een persoon de vrijheid wordt ontnomen, het inhuren van een advocaat naar keuze en gesprekken tussen advocaat-cliënt.”
Het rapport onderstreept dat “de diepgewortelde cultuur van straffeloosheid voor mensenrechtenschendingen gepleegd door staatsagenten een belangrijk obstakel blijft voor het verantwoordelijk stellen van functionarissen in Turkije. Hoewel er verschillende factoren zijn die een cultuur van straffeloosheid in het strafrechtsysteem bevorderen, zijn het gebrek aan rechterlijke onafhankelijkheid en onpartijdigheid naar verluidt de meest kritische. “