Uitspraak hoorzitting Serdar Karakoç op 7 augustus

  • Amsterdam

De hoorzitting van de Koerdische journalist Serdar Karakoç, die op Duits uitleveringsverzoek op grond van artikel 129b in Nederland werd vastgehouden en na een maand voorwaardelijk werd vrijgelaten, heeft plaatsgevonden. De rechtbank zal op 7 augustus haar definitieve beslissing over het uitleveringsverzoek bekendmaken.

Op de middag van 24 juli hield de Nederlandse rechterlijke macht een hoorzitting in het gerechtsgebouw in Amsterdam om te beslissen of Serdar Karakoç zal worden uitgeleverd aan Duitsland.

Voorafgaand aan de hoorzitting verzamelden tientallen journalisten, schrijvers en politici uit verschillende Europese landen zich voor het gerechtsgebouw met de oproep van het ‘Freedom for Serdar Karakoç Initiative’.

De rechtbankcommissie liet een beperkt aantal deelnemers toe omdat er geen plaats was in de rechtszaal. Een groep journalisten en politici woonde het proces bij. De advocaten van Karakoç waren ook aanwezig in de rechtszaal.

De rechtbankcommissie herinnerde eraan dat de activiteiten in deze zaak plaatsvonden in Duitsland en dat het niet mogelijk was om de zaak inhoudelijk te behandelen met de Nederlandse rechterlijke macht.

De delegatie verklaarde dat de Duitse rechterlijke macht de beschuldigingen in het dossier behandelde als “terroristische organisatie” activiteiten, en dat deze beschuldigingen niet de beschuldigingen zijn van de Nederlandse rechterlijke macht, daarom zullen zij niet ingaan op de inhoud van het dossier, zij zullen alleen ingaan op het uitleveringsverzoek van Duitsland.

Na de briefing van de rechtbank begon de verdediging van de advocaten van Serdar Karakoç. De advocaten wezen erop dat de Duitse staat elke activiteit van de Koerdische gemeenschap criminaliseert. Ze benadrukten dat de activiteiten van Serdar Karakoç in Duitsland, waar de zaak over gaat, niets anders zijn dan pers- en politieke activiteiten. Hij reageerde op de associatie van pers en politieke activiteiten met terrorisme. De advocaten wezen erop dat het Koerdische volk vecht voor status en herinnerden eraan dat de Turkse staat zelfs allerlei legitieme en legale activiteiten beschuldigt van terrorisme.

De advocaten vestigden de aandacht op het feit dat de Turkse staat iedereen die zich bezighoudt met politieke strijd of journalistiek beschuldigt van terrorisme. De advocaten wezen erop dat deze praktijk ook in Europese landen wordt toegepast onder druk van de Turkse staat en zeiden dat de zaak tegen journalist Serdar Karakoç in Duitsland hier een van de meest recente voorbeelden van is. De advocaten onderstreepten dat het werk van Serdar Karakoç bestaat uit pers en politieke activiteiten en wezen erop dat de Duitse staat hardnekkig probeert om legitieme, legale pers en politieke activiteiten in verband te brengen met terrorisme.

De advocaten vestigden de aandacht op de betrekkingen tussen de Turkse staat en de Duitse staat en zeiden dat zij geloven dat het dossier dat in Duitsland tegen Serdar Karakoç is geopend en dat het onderwerp is van het uitleveringsverzoek, ook op verzoek van de Turkse staat is geopend. De advocaten herinnerden er ook aan dat de rechtbanken in Brussel en Luxemburg hebben geoordeeld dat de PKK geen verboden organisatie is.

De advocaten eisten dat het Duitse verzoek om overlevering van Serdar Karakoç wordt afgewezen.

Na de verklaringen van de advocaten nam de aanklager het woord. De aanklager verklaarde dat ze niet konden beoordelen of Serdar Karakoç schuldig was of niet in de zaak tegen hem. Hij zei dat de beslissing over Serdar Karakoç door de Duitse rechterlijke macht moet worden genomen. Hij herinnerde er echter aan dat Serdar Karakoç eerder een verblijfsvergunning had gekregen van de Nederlandse staat. Hij verklaarde dat zelfs als Duitsland Serdar Karakoç schuldig acht en hem veroordeelt, hij in Nederland in hechtenis moet blijven.

Serdar Karakoç werd gevraagd naar zijn laatste woorden. Serdar Karakoç legde uit dat hij al vele jaren journalist was in Turkije, maar dat hij ook journalist was in Europa, waar hij naartoe moest. Karakoç verklaarde dat Duitsland hem tussen 2017 en 2018 gezocht had onder het mom van zijn werk: “Ik woon al meer dan 20 jaar in Nederland. In deze periode reisde ik vaak naar Duitsland, Frankrijk en andere landen in Europa. Ik reisde vaak in 2017 en 2018 en daarna, toen Duitsland mij beschuldigde. De belangrijkste reden voor deze reizen is mijn journalistieke werk. Nogmaals, sommige van mijn familieleden wonen in Duitsland. Hoewel mijn werk openbaar is, berecht de Duitse staat mij op grond van wet 129b, d.w.z. lidmaatschap van een terroristische organisatie.”

De journalist Karakoç stelde dat het begrip terrorisme goed uitgelegd moet worden en zei dat zelfs Turkije het begrip terrorisme associeert met geweld. Hij benadrukte dat in de zaak waarin hij terecht staat in Duitsland, er geen sprake was van een gewelddadige daad, hij was journalistiek bezig. Hij verklaarde dat hij volgens de Duitse wet niet berecht zou moeten worden op grond van wet 129b.

Karakoç herinnerde eraan dat de Koerdische Vrijheidsbeweging in 2014 en 2018 door verschillende Europese rechtbanken is veroordeeld dat “de PKK geen terroristische organisatie is” en onderstreepte dat de PKK geen verboden organisatie is.

Verwijzend naar de inhoud van de in Duitsland toegepaste wet 129b, die de democratische activiteiten van de Koerdische gemeenschap criminaliseert, verklaarde Serdar Karakoç dat Duitsland probeert het hele Koerdische volk als terroristen af te schilderen door hun democratische en legale activiteiten als excuus te gebruiken. Hij zei dat journalistieke activiteiten ook onder de wet 129b vallen en dat dit onaanvaardbaar is.

Wijzend op de organisatie van de MIT in Europa, herinnerde Karakoç aan de twee bloedbaden in Parijs en de moordaanslagen op Koerdische politici in Brussel.

Wijzend op de activiteiten van MİT in Duitsland, zei Karakoç: “In eerdere officiële rapporten van Duitsland, werd aangekondigd dat er 6 duizend actieve MİT leden actief waren in Duitsland. Deze mensen hebben herhaaldelijk Koerdische, oppositie figuren, politici en journalisten bedreigd. Ik ben vele malen in Duitsland geweest om deze situatie te onderzoeken en om interviews te maken met de bedreigde mensen. Er waren ook Duitse parlementsleden die werden bedreigd en ik heb ook hen geïnterviewd. Daarom is het zeker dat de Turkse staat de hand heeft in de zaak tegen mij.”

Na de verdediging van Serdar Karakoç besloot de rechtbank om de voorwaarden voor gerechtelijke controle voort te zetten. De rechtbank kondigde aan dat de definitieve beslissing of hij zal worden uitgeleverd aan Duitsland zal worden genomen op 7 augustus om 12:15 uur.

Bron: ANF