De bezettende Turkse staat lanceerde in april een militaire operatie op de Kato-berg in Hakkari, Noord-Koerdistan. Naar aanleiding van de schermutselingen die op 22 april uitbraken in de buurt van het dorp Marînus in de regio Kato, werd een embargo opgelegd aan het dorp. De bewoners van het gehucht Kûtos bij het dorp Marînus werden uit het dorp verdreven.
Op de 18e dag van het embargo werden de inwoners van het gehucht Kûtos gedwongen om hun schapen naar de hooglanden van andere dorpen te brengen nadat ze weigerden als spionnen voor de staatstroepen te werken. Geconfronteerd met het zoveelste optreden hier, moest de lokale bevolking het dorp verlaten, waarna de bruggen die ze gebruikten door Turkse soldaten werden verbrand. Naar verluidt zijn op veel punten cameravallen geplaatst, met name op de meeste heuvels die het dorp domineren.
Hoewel 18 dagen lang niemand het dorp mag betreden, hebben de Turkse troepen een controlepost ingesteld op een andere weg van het dorp Qewal (Kaval) naar het dorp Marînus. Naar verluidt dwongen de soldaten de inwoners van Kaval om deel te nemen aan spionageactiviteiten en werden degenen die weigerden het dorp uitgezet, terwijl degenen die ermee instemden bleven.