- Turkije
Osman Kavala heeft zijn verzoek voor een nieuw proces opnieuw afgewezen zien worden door het Ministerie van Justitie.
Kavala is een mensenrechtenverdediger en filantroop. Hij werd in 2022 veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf zonder voorwaardelijke vrijlating op beschuldiging van poging tot omverwerping van de regering tijdens de Gezi Park protesten in 2013.
Kavala had om een nieuw proces gevraagd op basis van wat volgens zijn verdediging aanzienlijke procedurele schendingen waren en de uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), die de arbitraire aard van zijn detentie benadrukten en opriepen tot zijn onmiddellijke vrijlating. Turkse rechtbanken hebben deze beslissing tot nu toe afgewezen.
Het Algemeen Directoraat van Strafzaken van het ministerie verwierp het verzoek om een nieuw proces en zei dat de beslissing van de rechtbank in Istanbul gepast was gezien de context en het bewijs van de zaak. De rechtbank merkte op dat de argumenten voor een nieuw proces al tijdens eerdere beroepsprocedures naar voren waren gebracht en afgewezen, waardoor het oorspronkelijke vonnis gehandhaafd bleef.
Osman Kavala
Zakenman en rechtenverdediger Osman Kavala werd op 18 oktober 2017 aangehouden in een onderzoek naar de Gezi Park protesten in 2013. Hij werd op 1 november gearresteerd en in de Marmara (Silivri) gevangenis geplaatst.
Hij werd beschuldigd van vermeende pogingen om ‘de regering omver te werpen’ in de context van de Gezi-protesten en ‘de grondwettelijke orde’ in de context van de couppoging van 15 juli.
Hij werd vrijgesproken in het Gezi-proces op 18 februari 2020. Hij werd echter niet vrijgelaten. Op de dag van zijn vrijspraak werd hij opnieuw gearresteerd op beschuldiging van poging tot ‘omverwerping van de grondwettelijke orde’. Op 9 maart 2020 werd hij opnieuw gearresteerd voor hetzelfde proces, dit keer op beschuldiging van “politieke of militaire spionage”.
De vrijspraak in het Gezi-proces werd ongedaan gemaakt en hij werd opnieuw berecht. Op 25 april 2022 werd hij veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf met verzwarende omstandigheden voor ‘poging tot omverwerping van de regering’. Het hof van beroep handhaafde het vonnis.
Ondertussen zei het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in zijn uitspraak van 10 december 2019 dat de detentie van Osman Kavala willekeurig was en gebaseerd op politieke motieven, en oordeelde dat hij onmiddellijk moest worden vrijgelaten. Omdat dit niet gebeurde, startte het Comité van Ministers van de Raad van Europa een ‘schendingsprocedure’ tegen Turkije.
In zijn beslissing van 11 juli 2022 oordeelde de Grote Kamer van het EHRM dat “[de beslissing van 10 december 2019] met betrekking tot Kavala, waarin een schending van artikel 5 in samenhang met artikel 18 van het EHRM werd vastgesteld, elke actie op basis van beschuldigingen in verband met de gebeurtenissen in Gezi Park en de couppoging ongeldig zou maken.”
De Turkse rechtbanken negeerden en implementeerden het juridisch bindende karakter van deze twee beslissingen niet.