Het Documentatiecentrum voor Rechtenschendingen in Noord- en Oost-Syrië publiceerde tussen 1 en 10 januari een rapport over de schending van rechten door de Turkse staat.
Volgens het rapport werden in totaal 18 mensen, waaronder 3 vrouwen en 4 kinderen, ontvoerd door indringers in Afrin en Girê Spî.
De details van het rapport bevatten de volgende informatie over de ontvoerde mensen:
“Eén persoon in het district Shêrawa van Afrin op 1 januari, één persoon in het district Reco op 2 januari, 4 mensen uit dezelfde familie in het district Jindirês, 4 mensen uit dezelfde familie in het district Mahmudiye van Afrin op 3 januari, een 41-jarige in Jindirês op 7 januari, een andere burger in Jindirês op 8 januari, zes mensen, waaronder twee vrouwen, werden op 6 januari ontvoerd in Girê Spî.
In de door de Turkse staat bezette gebieden zijn de afgelopen maanden honderden mensen ontvoerd. Velen van hen zijn niet geïdentificeerd. In ruil voor losgeld vinden dagelijks ontvoeringen, bedreigingen, martelingen en plunderingen plaats.
De Turkse huurlingengroep ‘Cephe Şamiye’, die op 22 december huizen binnenviel in het district Mabata van Afrin, ontvoerde minstens 150 burgers.
Op 6 december werden 7 mensen van dezelfde stam ontvoerd door de Turkse staat in het dorp Zidî in het district Silûk van Girê Spî.
Op 10 december werden tenminste 15 burgers ontvoerd uit het dorp Biyê in het district Sharawa van Afrin.
Op 15 december werden een vader en zijn zoon ontvoerd door Turkse huurlingen in het dorp El Eli Baciliye in Girê Spî.
De Mensenrechtenorganisatie Afrin zei in haar jaarverslag over gevallen van moord, ontvoering en marteling van lokale burgers in Afrin door Turkije en zijn talloze aangesloten huurlingengroepen, dat Afrin getuige was van 987 ontvoeringen in 2020 – 92 van de ontvoerde waren vrouwen.
Bovendien was Afrin ook getuige van de vernietiging en diefstal van 50 archeologische vindplaatsen en werden meer dan 72.000 bomen gekapt.