In de laatste nieuwsbrief van Civaka Azad bespreekt het Koerdisch Centrum voor Public Relations de achtergrond van de nieuwe samenwerking tussen Turkije en Irak en wat dit betekent voor de toekomst van Koerdistan.
De samenwerking tussen Ankara en Bagdad bereikt momenteel een ongekend niveau. Dat blijkt wel uit het grote aantal ontmoetingen tussen regeringsvertegenwoordigers van beide landen dit jaar. Na de bezoeken van de Turkse minister van Buitenlandse Zaken Hakan Fidan, minister van Defensie Yaşar Güler en MIT-hoofd Ibrahim Kalın aan Bagdad in maart van dit jaar en het daaropvolgende bezoek van de Turkse president Recep Tayyip Erdoğan aan de Iraakse premier Mohammed al-Sudani in de daaropvolgende maand april, reisde vorige week een brede delegatie uit Irak naar Ankara. Naast de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie van beide landen, namen ook de hoofden van de inlichtingendiensten deel, evenals de minister van Binnenlandse Zaken van de Koerdische regio van Irak (KRI), Rêber Ahmed, en het hoofd van de sjiitische Popular Mobilisation Units (Hashd al-Shaabi), Falih al-Fayyad. Deze bijeenkomsten gingen gepaard met talrijke samenwerkingsprojecten tussen de twee staten, die samenwerking beogen op het gebied van veiligheid, energie en economie. De aanleg van de zogenaamde Iraqi Development Road speelt net zo’n belangrijke rol als het “beheer” van water uit de rivieren de Eufraat en de Tigris, dat door Turkije is afgedamd met behulp van een netwerk van talloze dammen, wat leidt tot watertekorten in Irak en buurland Syrië.
Vreugde in Bagdad en Washington over toenadering Turkije tot buurland
Bagdad is verheugd over de nieuwe bereidheid van Turkije om samen te werken. De gezamenlijke overeenkomsten kunnen grote economische en geopolitieke gevolgen hebben voor de toekomst van het land. De Turkse regering is ook blij dat ze nu steeds meer de Iraakse centrale regering aan boord haalt als partner, terwijl overeenkomsten voorheen vooral rechtstreeks werden onderhandeld met de Koerdische Democratische Partij (KDP) als de dominante kracht in de autonome regio Koerdistan. Deze overeenkomsten tussen de regering van Erdoğan en de KDP waren een doorn in het oog van Bagdad, vooral als het ging om de export van olie. De nieuwe toenadering tussen Bagdad en Ankara is daarom ook van strategisch belang voor de Iraakse centrale regering, terwijl de KDP op middellange termijn een van de verliezers zou kunnen zijn van de nieuwe koers van de regering Erdoğan.
De VS en andere NAVO-staten zullen het charmeoffensief van Ankara in Irak waarschijnlijk ook met welgevallen gadeslaan. Een groeiende Turkse invloed op Bagdad gaat immers uiteindelijk hand in hand met een vermindering van de Iraanse invloed op het Irak-beleid. Sinds de val van dictator Saddam Hoessein strijden Turkije en Iran om invloed en macht in Irak. Tot nu toe heeft Iran de Iraakse politiek vooral kunnen beïnvloeden via politieke vertegenwoordigers van de sjiieten, die een meerderheid van de bevolking in het land vertegenwoordigen. De invloed van Turkije is daarentegen beperkt gebleven tot Turkmeense groepen, de PDK en enkele soennitische politici. De NAVO hoopt nu dat een nauwere samenwerking tussen Bagdad en Ankara de invloed van Iran kan breken. Dit zou ook passen in de politieke strategie van de NAVO om Iran in de regio in te dammen, die erop gericht is de invloedssferen van Teheran in het hele Midden-Oosten geleidelijk op te drogen.
Erdogans geëiste tegenprestatie
Maar Erdoğan zou Erdoğan niet zijn als hij niet duidelijk voor ogen had wat hij in ruil voor zijn nieuwe openheid tegenover Irak verwacht. Bovenaan de agenda van de Turkse regering staat de strijd tegen de Koerdische Arbeiderspartij (PKK). Hoewel het Turkse leger sinds 2021 herhaaldelijk grensoverschrijdende militaire operaties tegen de PKK-guerrilla’s heeft gelanceerd, wat in strijd is met het internationale recht, hebben de operaties deze zomer een nieuwe dimensie gekregen. Tot nu toe was Bagdad nogal kritisch over de Turkse acties in het noorden van Iraaks grondgebied. Dit is veranderd met de laatste toenadering. De regering in Bagdad heeft niet alleen laten weten het Turkse militaire offensief goed te keuren, maar tijdens de meest recente ministeriële bijeenkomst werd zelfs een memorandum ondertekend over “militaire en veiligheidssamenwerking en terrorismebestrijding” tussen de twee partijen.
Al jaren gebruikt de regering in Ankara haar buitenlands politiek kapitaal om steun te genereren voor haar strijd tegen de PKK en de Koerdische vrijheidsbeweging: Dit was het geval met de onzalige “vluchtelingendeal” tussen de EU en Turkije in 2016, met de NAVO-toetredingsonderhandelingen van Zweden en Finland vorig jaar en nu met de samenwerkingsprojecten met de centrale regering van Irak. Zelfs een verzoening met voormalig aartsvijand Bashar al-Assad lijkt niet langer ondenkbaar, op voorwaarde dat Damascus bereid is om samen met Turkije in ruil daarvoor het Democratisch Autonoom Bestuur in Noord- en Oost-Syrië (DAANES) te ontmantelen.
Je kunt je terecht afvragen waarom het regime Erdoğan zo geobsedeerd lijkt te zijn door de strijd tegen de PKK dat het hele buitenlandse beleid van het land gericht is op internationale steun hiervoor? Dit lijkt des te verbazingwekkender omdat de PKK en haar gevangen leider Abdullah Öcalan in het verleden herhaaldelijk hebben aangegeven een politieke oplossing te willen vinden voor het Koerdische vraagstuk.
De plannen van Turkije gaan uiteindelijk echter verder dan alleen het bestrijden van de PKK. Ze zijn gericht op een bezettingspolitiek op lange termijn in Koerdistan. Erdoğan heeft voor de Algemene Vergadering van de VN al op een kaart laten zien wat zijn langetermijnplannen voor de regio zijn: namelijk de instelling van een 30 kilometer diepe “veiligheidszone” ten zuiden van de Turkse grens in Noord-Syrië en Noord-Irak. Het is duidelijk dat de Turkse regering dit gebied, dat als veiligheidszone is bestempeld, op lange termijn wil bezetten. Niet voor niets heeft de Turkse regering de afgelopen jaren herhaaldelijk de grenzen in twijfel getrokken die zijn vastgelegd in het Verdrag van Lausanne van 1923.
De PKK als laatste verdedigingslinie tegen de bezetting van Koerdistan
De dagelijkse praktijk in de door Turkije bezette gebieden in Noord-Syrië laat net zo duidelijk zien dat Turkije bezettingsdoelen op lange termijn nastreeft in de regio, zoals het inzetten van zwaar militair materieel zoals tanks en het opwerpen van wegversperringen in Zuid-Koerdistan/Noord-Irak. Het Turkse leger heeft al niet minder dan 74 militaire bases opgericht in de autonome regio Koerdistan op Iraaks grondgebied. De PDK heeft zichzelf volledig overgeleverd aan de genade van Turkije door het misplaatste beleid van de afgelopen jaren. Het is politiek en economisch zo afhankelijk van Ankara dat het gewillig de Turkse bezettingsoperatie in de regio steunt, waardoor het zijn eigen bevolking overgeleverd heeft aan de genade van Turkije en uiteindelijk zijn eigen graf graaft. De ontevredenheid van de Koerdische bevolking over het beleid van de Barzanî partij is navenant groot.
En dus is het uiteindelijk aan de krachten van de Koerdische Arbeiderspartij om de laatste verdedigingslinie tegen de bezetting van Zuid-Koerdistan te handhaven. In Zuid-Koerdistan woedt al jaren een oorlog, waarin het niet alleen gaat om de PKK en het Turkse leger, maar om niets minder dan de toekomst van Koerdistan. Een militair succes voor Turkije zou daarom de verworvenheden van het Koerdische volk in hun strijd voor zelfbeschikking 30 jaar terug kunnen draaien. Als de Koerdische vrijheidsbeweging en het volk van Koerdistan erin slagen om wat waarschijnlijk de laatste grote poging tot bezetting door de Turkse staat onder leiding van Erdoğan zal zijn, af te slaan, zou dit niet alleen een succesvolle verdediging van de autonomie in Zuid-Koerdistan zijn, maar ook een enorme mijlpaal voor de vrijheidsstrijd in Koerdistan als geheel.
Bron: Civaka Azad