Sinds half december zijn meer dan 300.000 mensen gevlucht voor de escalerende gevechten en luchtaanvallen uit de laatste “rebellenregio” Idlib in het noordwesten van Syrië. De meeste mensen zijn naar het noorden gevlucht: naar de steden Ariha en Saraqeb of naar overvolle vluchtelingenkampen aan de grens met Turkije. Hun situatie is dramatisch: de winter vormt een bijkomend gevaar voor degenen die bescherming zoeken, die hun huizen hebben verlaten met weinig meer dan de kleding op hun rug.
De zelfbesturende gebieden van Noord- en Oost-Syrië tonen solidariteit met de ontheemden uit Idlib: de stad Manbij heeft tot nu toe ongeveer 220 gezinnen kunnen huisvesten. De laatste groep van ongeveer 85 families werd zaterdag door de Syrische Democratische Krachten (SDF0 over de grensrivier Sajur geleid, een zijrivier van de Tigris, waar de kruising van Awn al-Dadat zich bevindt. Het is het overgangspunt van de door Turkije bezette gebieden in Noord-Syrië naar de zelfbesturende regio’s.
Mazlum Abdi Kobanê, Algemeen Commandant van de Syrische Democratische Krachten (QSD), deed eind december een oproep waarin hij zei dat de deuren van de regio open stonden voor volkeren uit Idlib.