- Turkije
Met zijn nieuwe besluit over de gevangenisomstandigheden en het recht op communicatie van Abdullah Öcalan heeft het Comité van Ministers Turkije opnieuw opgeroepen om zijn internationale verplichtingen na te komen. In vergelijking met eerdere standpunten heeft dit besluit echter tot teleurstelling geleid in juridische kringen.
Serhat Çakmak, medevoorzitter van de Vereniging van Advocaten voor Vrijheid (ÖHD), sprak met ANF Nieuwsagentschap over het standpunt van het Comité vanuit zowel juridisch als politiek perspectief.
Çakmak benadrukte dat het besluit een stap achteruit betekende ten opzichte van voorgaande jaren: “Bij de beoordeling van dit besluit moeten we het in samenhang zien met het besluit van september vorig jaar. In dat besluit verhoogde het Comité de inzet en stelde het dat Turkije binnen een jaar een wetswijziging moest doorvoeren. Met andere woorden, de verantwoordelijkheid werd rechtstreeks bij het parlement gelegd, en niet bij een andere instelling. Door dat besluit moest de kwestie in elke zittingsperiode op de agenda worden geplaatst.
In september was de algemene verwachting echter dat de lat hoger zou worden gelegd. Er werd een effectievere tussentijdse resolutie verwacht. Eerlijk gezegd voldeed dit besluit bij lange na niet aan de juridische verwachtingen. Vanuit juridisch oogpunt was het een tegenstrijdigheid om een stap terug te doen nadat er eerder vooruitgang was geboekt. Als je van één naar twee gaat, moet je van twee naar drie gaan – en niet weer terug. Vooral als we het hebben over een besluit dat al elf jaar lang niet is uitgevoerd, heeft dit besluit vanuit juridisch oogpunt een regressief karakter.
“Er is rekening gehouden met het politieke evenwicht”
Çakmak voerde aan dat de Raad van Europa en zijn Comité van Ministers, dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van besluiten, al lang handelen met het oog op het politieke evenwicht, en dat deze benadering de ernst van het juridische mechanisme ondermijnt: “We hebben altijd gezegd dat de Raad, het EHRM en het Comité als uitvoerend orgaan voortdurend functioneren als mechanismen die een bepaald politiek evenwicht trachten te handhaven. Ook dit besluit bevestigt wat we al lang beweren. Gezien de huidige politiek in het Midden-Oosten en de betrekkingen tussen de EU en Turkije werd een evenwicht gehandhaafd om de banden niet te verbreken vanwege deze politieke overwegingen.
Deze beslissing werd volledig bepaald door dat evenwicht en was in zekere zin gebaseerd op vertrouwen in het vredesproces. In Turkije werd in het kader van de binnenlandse vrede een commissie opgericht, maar deze kon door de Raad van Europa of het Comité van Ministers niet als gerechtelijke autoriteit worden erkend. De verantwoordelijkheid ligt hier rechtstreeks bij de staat. De verwerende staat kan de verantwoordelijkheid niet afschuiven op zijn interne instellingen. De tegenhanger van het Comité is de Republiek Turkije, niet haar parlementaire commissie.
Deze beslissing weerspiegelt een houding van tijdrekken en vertrouwen op contextuele balans. In dit opzicht moet worden erkend dat er een ernstige tekortkoming is ontstaan met betrekking tot de geloofwaardigheid van het juridische mechanisme van de Raad.
“Betreurenswaardig in termen van de onafhankelijkheid van het recht”
Çakmak herinnerde eraan dat Europese instellingen in eerdere beslissingen met betrekking tot Turkije een krachtiger standpunt hadden ingenomen, en benadrukte dat de flexibiliteit die in de zaak van Abdullah Öcalan werd getoond, een juridische stap achteruit betekende: “In de zaken Demirtaş en Kavala werden voorlopige beslissingen genomen om strengere sancties op te leggen aan Turkije wegens niet-naleving. Maar flexibel optreden en een stap terug doen in een zaak die al meer dan elf jaar loopt en nog steeds niet is uitgevoerd, is naar onze mening niet de juiste juridische aanpak.
Jarenlang hebben we de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en de suprematie van het constitutionele en contractuele recht verdedigd bij de beoordeling van zowel nationale als internationale gerechtelijke mechanismen. Maar nu bekritiseer ik als advocaat het feit dat zelfs de mechanismen van de EU en de Raad van Europa, die zelf kritiek hebben geuit op de rechterlijke macht in Turkije en hun ernstige bezorgdheid hebben geuit over de onpartijdigheid ervan, de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht evenmin hooghouden.
Er moet ook worden gezegd dat we op het gebied van de onafhankelijkheid van het recht een zeer betreurenswaardig punt hebben bereikt.
Bron: ANF