Een rechtbank in Ankara heeft zaterdag de oproep van het EHRM tot onmiddellijke vrijlating van voormalig HDP-voorzitter Selahattin Demirtaş afgewezen, alhoewel de uitspraken van het Hof definitief en bindend zijn voor de betrokken staten, in dit geval Turkije.
Als reden verwees de rechtbank naar de “ontbrekende vertaling” van het schriftelijke EVRM-arrest in het Turks. “De advocaten van de verdachte hebben alleen een Engelse vertaling bij hun aanvraag voor vrijgave gevoegd. In dit verband wordt aangenomen dat de uitspraak van het EVRM niet geschikt is voor een juridische toetsing van het aanhoudingsbevel ”, aldus de strafkamer. Demirtaş-advocaat Mahsuni Karaman beschuldigde de rechtbank van het plegen van een “misdaad”.
Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) oordeelde op 22 december dat de detentie van Selahattin Demirtaş politiek gemotiveerd was en dat hij onmiddellijk moet worden vrijgelaten. Bovendien moet de Turkse leiding de Koerdische politicus 60.400 euro betalen voor materiële schade, immateriële schade en een vergoeding voor kosten en uitgaven. De Turkse president Recep Tayyip Erdoğan beschuldigde het EHRM van “dubbele maatstaven en hypocrisie”. De rechters in Straatsburg steunden een “terrorist” met het vonnis.
Selahattin Demirtaş zit al meer dan vier jaar vast. De advocaat en politicus werd op 4 november 2016 samen met tal van andere Koerdische en linkse politici gearresteerd en vervolgens gevangengezet. Een jaar geleden werden de arrestatiebevelen tegen Demirtaş en covoorzitter Figen Yüksekdağ onverwachts vernietigd. Op instigatie van de Turkse president Recep Tayyip Erdoğan werd echter een nieuw arrestatiebevel verkregen. Erdoğan zei: “We kunnen ze niet vrijlaten. Ze infiltreerden het parlement. Onze natie vergeet degenen niet die het volk de straat op riepen en onze zonen vermoordden. We zullen ze tot het laatst achtervolgen en nooit meer loslaten.”
In juni bevestigde het Turkse Constitutionele Hof de klacht van Demirtaş dat zijn persoonlijke vrijheid werd geschonden in voorlopige hechtenis. De rechtbank oordeelde dat de voorlopige hechtenis langer was dan de “redelijke termijn” en daarmee in strijd was met artikel 19 van de Turkse grondwet. Het ministerie van Justitie moest hem ook 50.000 TL aan schadevergoeding betalen. Ondanks het juridische succes werd hij niet vrijgelaten uit de gevangenis, omdat er al een nieuw arrestatiebesluit tegen de Koerdische politicus was uitgevaardigd.
Het EHRM in Straatsburg oordeelde in november 2018 al dat de voorlopige hechtenis van Demirtaş onwettig was. Dit oordeel werd ook ondermijnd door een ad-hoc veroordeling in een van de talloze strafrechtelijke procedures tegen de Koerdische politicus.