Het Turkse grondwettelijk hof heeft een klacht ingediend tegen de afsluiting van een onderzoek tegen 37 Turkse soldaten die eind 1991 zeven Koerdische burgers op gewelddadige wijze vermoordden in Pasûr (Kulp) in de Noord-Koerdische provincie Amed (Diyarbakir). Volgens de rechters was de beoordeling van het bewijsmateriaal door de procureur-generaal Diyarbakir onjuist. Er is een schending van artikel 17 van de Turkse grondwet, die het recht op leven regelt. De autoriteit had aannames gedaan ten gunste van de beschuldigde militairen, waarvoor geen aanwijzingen bestaan. Over de zaak moet opnieuw worden onderhandeld.
Wat was er gebeurd?
Op 19 december 1991 bombardeerde de Turkse luchtmacht een schuilplaats van Koerdische guerrilla’s in Serê Spî, een gebied tussen Bongilan (Solhan, provincie Çewlîg / Bingöl) en Pasûr. Vijf dagen later reed een burgerkonvooi van ongeveer 500 voertuigen naar het gevechtsgebied en evacueerde de lichamen van drie gevallen guerrillastrijders. Bij terugkeer in Pasûr werd het konvooi ongeveer twee kilometer van het centrum van de hoofdstad in deze provincie gestopt door het Turkse leger. Het leger beval de lichamen af geven maar de menigte weigerde. De soldaten schoten vervolgens in de menigte: Mehmet Nasıh Altın, Neytullah Tekin, Hayrettin Demirtuyi, Felemez Bulut, Ömer Öztürk, Ali Mintaş en Şahin Tekin werden gedood.