De laatste hoorzitting van de zaak tegen de opname van de PKK op de “lijst van terroristische organisaties” door de Raad van Europa vond plaats bij het Europese Hof van Justitie in Luxemburg.
Er zijn in totaal drie zaken die de PKK behandelen bij het Hof van Justitie. Het Hof heeft de lijsten tussen 2014 en 2017 ingetrokken en de Raad van Europa maakte bezwaar tegen de uitspraak. Nadat de PKK tussen 2018 en 2020 een rechtszaak had aangespannen tegen de lijsten, voegde de rechtbank zich bij beide zaken. De eerste hoorzitting vond plaats op 31 maart.
Argumenten van de Raad niet gewijzigd
De hoorzitting van de zaak tegen de heropname van de PKK op de lijst om dezelfde redenen vond deze woensdag plaats. De zaak betreft de lijsten in 2021 en 2022. De lijsten worden elk half jaar geactualiseerd.
De Nederlandse advocate Tamara Buruma, die de PKK vertegenwoordigt, herinnerde aan de talrijke bombardementen door de Turkse staat in Koerdistan en merkte op dat de PKK zich niet op burgers richt en proportioneel wraak neemt op Turkse soldaten. Buruma reageerde op de Raad van Europa, die de activiteiten van de PKK bestempelde als “terroristische daden”.
De Nederlandse advocate merkte op dat de meeste argumenten van de Raad van Europa van meer dan vijf jaar oud zijn en niet gelden voor de nieuwe lijsten. De advocaat verwierp ook de beschuldiging dat de PKK “terroristische daden heeft gepleegd” binnen de Europese Unie. Buruma benadrukte dat de PKK legale middelen gebruikte.
‘Terreurlijst heeft impact op individuen’
Buruma wees erop dat de opname van de PKK op de lijst ook wordt gebruikt om druk uit te oefenen op Koerdische politieke vluchtelingen. “Het op de lijst plaatsen van de PKK biedt ook een soort straffeloosheid voor de Turkse staat”, voegde ze eraan toe.
Buruma bekritiseerde dat de Raad van Europa de gevolgen van het op de lijst zetten van de PKK niet noemde.
Raad spreekt over acties tegen militaire doelstellingen
De Raad van Europa somde enkele van de acties op die de PKK de afgelopen jaren heeft ondernomen. Vrijwel al het bewijsmateriaal bestaat uit acties tegen militaire doelen. De Raad van Europa noemde ook een PKK-drone-aanval op een militair doelwit als bewijs.
Na de pleidooien van de PKK en de Raad stelde de rechtbankcommissie vragen aan de eisers. S. Gervasoni, het Franse hoofd van het tribunaal, vroeg waarom de Raad van Europa zich richtte op andere organisatiestructuren zoals KADEK en KONGRA-GEL, waarbij hij de PKK als rechtvaardiging noemde.
Terwijl de Raad van Europa betoogde dat de PKK en KONGRA-GEL dezelfde organisaties zijn, zei advocaat Buruma dat KADEK niet meer bestond en dat KONGRA-GEL niet als de PKK kon worden beschouwd. Ze verklaarde dat de hele Koerdische beweging niet kan worden beschouwd als de PKK, aangezien het een organisatie van onderaf is.
In hun pleidooi stelden de advocaten ook dat de opname van de PKK op de lijst gebaseerd was op het standpunt van Groot-Brittannië in 2001 en aangezien het VK geen EU-lid meer is, moet de situatie nu dieper worden aangepakt. Met andere woorden, er werd op gewezen dat de uitspraak in 2021 niet door een bevoegde autoriteit is genomen, omdat het VK niet langer lid is van de EU.
De rechter vroeg de vertegenwoordiger van de Raad van Europa naar een PKK-drone-aanval op een Turkse militaire basis in Zuid-Koerdistan. De rechter vroeg om opheldering over waarom de drone-aanval voldoende was om de PKK op de lijst te laten staan. De Europese Raad merkte op dat het niet uitmaakt waar deze informatie vandaan kwam, en dat de Raad zijn eigen beslissingen nam. Het voegde eraan toe dat het in de toekomst voorzichtiger zou zijn.
Buruma: De Raad vertrouwt op eerdere uitspraken in plaats van nieuwe
Buruma geeft aan dat het misschien moeilijker is om een organisatie van de lijst te halen dan toe te voegen. De PKK-advocate zei dat hoewel een Belgische rechtbank onlangs heeft geoordeeld dat de PKK geen terroristische organisatie is, de Raad van Europa blijft vertrouwen op eerdere uitspraken.
Toen de Raad van Europa niets als laatste woord uitsprak, sloot de rechtbankcommissie de zitting af. Het is niet bekend wanneer de uitspraak bekend wordt gemaakt.
Zaken bij het Hof van Justitie
Er lopen veel zaken voor het Europese Hof van Justitie over de PKK. Tegen het einde van 2018 vond het Hof van Justitie de aangevoerde redenen om de PKK op de “lijst van terroristische organisaties” te houden ontoereikend en herriep de lijsten tussen 2014 en 2017.
De rechtbank achtte de aangevoerde argumenten om de PKK op de lijst te zetten dan ook “onvoldoende” en oordeelde dat deze op deze gronden niet op de lijst kon worden geplaatst.
De EU ging echter in beroep bij een hogere rechtbank om bezwaar te maken tegen de uitspraak. Onmiddellijk daarna diende het VK in 2018 opnieuw een aanvraag in om de PKK op de lijst te houden, en de PKK werd automatisch opnieuw op de lijst geplaatst op 9 januari 2018, op basis van dezelfde argumenten. De Koerdische eisers spanden op 7 maart van hetzelfde jaar ook een rechtszaak aan tegen de nieuwe lijst.
Het bezwaar van de Raad van Europa tegen de eerdere uitspraak en de zaak tegen de nieuwe lijsten werden samengevoegd en de eerste zitting vond plaats op 31 maart 2022.
Tijdens de hoorzitting op 31 maart bekritiseerde het Hof van Justitie de Raad van Europa en reageerde op de “copy-paste”-verdedigingsmethode op basis van dezelfde argumenten ondanks het schrappen van de vorige lijsten. Een van de rechters riep de Raad van Europa op om de uitspraken te respecteren en zei dat “het verrassend is dat de Raad een copy-paste-bezwaar maakte tegen een uitspraak die door het Hof nietig was verklaard.”
PKK opgenomen op de zwarte lijst van de EU in 2002
Nadat de Duitse regering de PKK op 26 november 1993 op de lijst van verboden organisaties had gezet, werd na de aanval op de Twin Towers in de VS in 2001 over de hele wereld een nieuw veiligheidsconcept ingevoerd. De Europese Unie maakte in december een lijst van de hetzelfde jaar, als onderdeel van de door de VS opgelegde “oorlog tegen het terrorisme”. Zo werd de PKK in 2002 op de lijst geplaatst.