De noordelijke Syrische regio Afrin staat bekend om zijn olijven en wordt al twee en een half jaar bezet door Turkije. Er worden systematisch oorlogsmisdaden gepleegd tegen de burgerbevolking en de rijkdommen van de regio worden geplunderd. Momenteel is het de tijd om olijven te oogsten en de oorspronkelijke bewoners van Afrin maken zich zorgen. In het afgelopen jaar is een groot deel van de oogst in beslag genomen door het bezettingsregime en als “Turkse olijven” via Turkije verkocht aan Europa. Een soortgelijk beeld komt dit jaar naar voren.
Om zich te verrijken met de olijvenoogst, gebruikt de bezetter verschillende methoden. In sommige dorpen is de oogst al in beslag genomen, in andere dorpen eisen jihadistische militieleden een “belasting” van twee dollar per boom. De ‘politie’ die door de Turkse staat in Afrin is geïnstalleerd, eist zelfs duizend Syrische lira “beschermingsgeld” per veld.
De situatie in het gebied verder naar het oosten tussen Girê Spî (Tall Abyad) en Serêkaniyê (Ras al-Ain), dat een jaar geleden door Turkije werd bezet, is vergelijkbaar. Na de invasie werd 20.000 ton tarwe van Girê Spî naar Turkije gebracht en opgeslagen in een silo in Riha (Urfa). Het tekort aan bloem leidde deze zomer tot volksprotesten. Een woedende menigte bestormde in juni het stadhuis en er vonden demonstraties plaats voor Turkse basissen.
Uit Serêkaniyê wordt nu gemeld dat 54 ton gerst naar een niet nader te noemen locatie in Turkije is gebracht.