Een internationaal team van experts begon dinsdag in Irak met het ruimen van een massagraf met de overblijfselen van slachtoffers van de Anfal-operatie. Tot nu toe zijn de overblijfselen van 70 lichamen opgegraven, waaronder vrouwen, kinderen en zelfs zuigelingen. Zaid Al-Youssef, het hoofd van het Instituut voor Forensische Geneeskunde in Bagdad, verklaarde dat de lichamen aan de hand van de kleding als Koerden werden geïdentificeerd.
Het massagraf werd in Tal Al-Sheikhiya nabij de zuidelijke Iraakse stad Samawah (provincie Al-Muthanna) ontdekt. Vlakbij ligt het beruchte woestijngevangeniskamp Nigret al-Salman. “De eerste opgegraven lichamen werden in de bovenste aardlaag van het massagraf ontdekt. De verwachting is dat we nog meer lichamen zullen vinden”, zei Al-Youssef. De slachtoffers waren overduidelijk blootgesteld aan systematische executies, door aan de rand van de kuilen te staan en werden vervolgens met een hoofdschot geëxecuteerd. Volgens de forensische wetenschapper werden de vrouwen geblinddoekt.
Operatie Anfal
Onder de naam “Anfal Operatie” voerde het Iraakse Baath- regime tussen 1986 en 1989 in acht fasen een reeks aanvallen uit op de Koerdische bevolking en andere minderheden zoals de Assyriërs en Chaldeeën in plattelandsgebieden van Noord-Irak. Anfal betekent “oorlogsbuit” en verwijst naar de achtste soera van de Koran, die een strategische oorlogsdaad tegen ongelovigen beschrijft. In 1988 bereikte de operatie zijn hoogtepunt. Het Baath-regime gebruikte de naam Anfal voor een systematische vernietigingsoperatie tegen Koerden, die plaatsvond tussen 23 februari en 6 september 1988.
De Koerdische bevolking, onderdrukt door het regime, had sinds 1986 de kant van Teheran gekozen in de oorlog tussen Iran en Irak. In het geval van genocide werden de “beperkte gebieden” (afgekondigd voordat de slachtingen in de Koerdische gebieden begonnen) uitgebreid en de lokale bevolking met geweld uitgezet. Ongeacht leeftijd en geslacht werden mensen ervan beschuldigd Iraanse agenten te zijn waarna ze moesten vluchten. Degenen die overbleven, werden geëxpatrieerd. Tijdens de Anfal-operatie werden tot 182.000 mensen gedood, miljoenen gewond, ontheemd en achtergelaten in concentratiekampen om te sterven door honger en gebrek aan zorg. Meer dan 4.000 dorpen, 1.800 scholen, 300 ziekenhuizen, 3.000 moskeeën en 27 kerken werden met de grond gelijk gemaakt.
De Anfal-operatie werd opgedragen door Ali Hassan Al-Majid, een neef van Saddam Hussein, bekend als “Ali Chemicali”. In 2006 kwalificeerde een Iraaks Speciaal Tribunaal (Iraaks Hoog Tribunaal) de misdaden van het Baath-regime tegen de Koerden als een genocide. In het Anfal-proces werden Ali Hassan Al-Majid en andere Iraakse functionarissen in juni 2007 veroordeeld voor misdaden tegen de menselijkheid, oorlogsmisdaden en genocide.
Sinds 2004 is 14 april in Zuid-Koerdistan een herdenkingsdag voor de slachtoffers van de genocidale Anfal-operatie.