Koerdische zanger Ahmet Kaya herdacht

Ahmet Kaya, een Koerdische zanger die ooit werd gevierd door het Turkse publiek, wordt 24 jaar na zijn overlijden op 16 november 2000, herdacht voor zijn onwrikbare trouw aan zijn Koerdische identiteit in het aangezicht van onderdrukking en afwijzing. Kaya, die enorm populair was bij het Turkse publiek, werd gelyncht omdat hij vastbesloten was om in zijn eigen taal (Koerdisch) te zingen en op te komen voor de rechten van zijn volk.

De carrière van Ahmet Kaya nam een dramatische wending in 1999 toen hij tijdens een muziekprijsuitreiking op televisie aankondigde dat hij van plan was om een lied in zijn moedertaal Koerdisch te produceren. De verklaring, die ook de onthulling inhield dat hij een Koerdisch lied had opgenomen met de naam ‘Karwan’, veroorzaakte onmiddellijk een oproer. Veel aanwezige Turkse beroemdheden reageerden met nationalistische gezangen en persoonlijke aanvallen. Sommigen gooiden zelfs met bestek naar hem, waardoor wat zijn vrouw later beschreef als een ‘Kafkaiaanse transformatie’ van de sfeer ontstond.

Het vijandige verzet escaleerde in een bredere campagne van juridische en sociale vervolging. Kaya werd beschuldigd van het verspreiden van separatistische propaganda en kreeg te maken met toenemende juridische aanklachten die hem uiteindelijk tot ballingschap dwongen in Frankrijk, waar hij zijn artistieke en politieke activisme voortzette als een stem voor de Koerdische identiteit en rechtvaardigheid.

Het leven van Ahmet Kaya getuigt van de prijs die betaald moet worden om trouw te blijven aan je identiteit in het aangezicht van systematische onderdrukking. Van zijn begindagen als geliefd artiest in Turkije tot zijn latere jaren als symbool van Koerdisch verzet, zijn liedjes blijven inspireren en zorgen ervoor dat zijn nalatenschap nog generaties lang zal voortleven.

In december 1999 trad hij tijdens een van zijn laatste concerten in München op tijdens het Peace, Democracy and Freedom Festival. Daar zong hij:

“Koerden zijn wij, tot in het graf,
Koerden zijn we, standvastig en dapper,
Hoe diep verlangen we naar Apo.”
Het publiek reageerde met vreugdevol enthousiasme toen Kaya de liefkozende naam “Apo” (wat oom betekent) gebruikte om te verwijzen naar de Koerdische leider Abdullah Öcalan, diep geroerd door zijn woorden en moed.
Het tweede couplet weerspiegelde Kaya’s bredere visie op vrede:
“Koerden zijn wij, tot in het graf,
Koerden zijn we, standvastig en dapper,
Hoe diep verlangen we naar vrede.”

In zijn opmerkingen tijdens het concert bevestigde Kaya zijn engagement voor coëxistentie door te verklaren: “We zijn hier niet om te verdelen, maar om te verenigen. Om te bouwen aan een democratische republiek en een betere toekomst.”

Bron: Medyanews