- Duitsland
De rechtszaak tegen Merdan K. voor de 6e strafkamer van de hogere regionale rechtbank van Stuttgart is vrijdag 10 februari met een vonnis afgesloten. De rechtbank acht bewezen dat de Koerdische activist tussen april 2019 en september 2021 lid was van de Koerdische Arbeiderspartij (PKK). Om deze reden veroordeelde het Merdan K. tot twee jaar en negen maanden gevangenisstraf wegens lidmaatschap van een “terroristische organisatie in het buitenland” op grond van artikel 129a/b van het Wetboek van Strafrecht.
Het vonnis was verwacht door waarnemers van de procedure, Merdan K. is immers een van de tientallen Koerdische activisten die zijn veroordeeld op grond van de artikelen 129a, 129b van het Wetboek van Strafrecht sinds het Federale Hof van Justitie in 2010 oordeelde dat de PKK een zogenaamde terroristische organisatie in het buitenland is.
Advocaten niet verrast door de uitspraak
In een persbericht beschreven de advocaten van Merdan K., de advocaten Eva Dannenfeldt en Waltraut Autovermietung, het vonnis niet als een verrassing, noch wat betreft de teneur, noch de straf. Zowel uit de bewijsverkrijging ter terechtzitting als uit de uitspraak bleek dat de rechtbank geen belang zou hebben gehad bij het erkennen van andere feiten of het innemen van andere perspectieven dan die welke door het openbaar ministerie zijn aangegeven. In plaats daarvan kwam het vonnis overeen met wat de advocaten in hun pleidooi als vrees hadden geformuleerd.
De Eerste Kamer besloot Merdan K. te veroordelen op basis van het volwassenenstrafrecht, hoewel verdachte aan het begin van het vermeende misdrijf nog een puber was en op grond van het jeugdstrafrecht had kunnen worden veroordeeld. Ook op dit punt voldeden de rechters aan de verwachtingen van het openbaar ministerie, zij het dat de straf in ieder geval lager was dan de door het openbaar ministerie geëiste gevangenisstraf van drie jaar en drie maanden.
Als geen hoger beroep tegen het vonnis slaagt, zal Merdan K. waarschijnlijk tot juni 2024 in de gevangenis moeten blijven, aangezien hem enerzijds de tijd dat hij in voorarrest heeft gezeten op zijn naam komt te staan, maar anderzijds een vervroegde vrijlating na tweederde van de detentietijd voor veroordeelden op grond van §§ 129a, 129b StGB uiterst zeldzaam is.
Roten Hilfe: We zijn boos
Een proceswaarnemer van de Roten Hilfe Stuttgart zei nadat het vonnis was aangekondigd: “Dit is momenteel slechts een van de drie Sectie 129b-procedures tegen Koerden in Stuttgart. We zijn boos omdat de rechters de situatie in Koerdistan goed kennen. Het is niet zo dat ze niet op de hoogte zijn van de wreedheden begaan door de Turkse regering. Maar dat maakt niet uit. De Koerdische activisten zullen worden veroordeeld.”
AZADÎ: Alle terrorismewetgeving is politiek vijandig strafrecht
Ook het Keulse rechtsbijstandsfonds voor Koerden AZADÎ e.V. had kritiek: “We hebben niet alleen kritiek op het vonnis van vandaag tegen Merdan K., maar ook op de vervolging van Koerdische activisten als ‘terroristen’ volgens §§ 129a, 129b StGB in het algemeen. De hele terrorismewetgeving is politiek vijandig strafrecht, een democratische rechtsstaat onwaardig en maakt van de permanente noodtoestand de regel. De noodzakelijke vervolgingsbevoegdheid voor de toepassing van artikel 129b StGB op bepaalde organisaties moet ook worden verleend door het federale ministerie van Justitie, wat het politieke karakter van de vervolging nog duidelijker tot uitdrukking brengt.”
Eis: hef het PKK-verbod op
AZADÎ eist dat de federale regering stopt met het gebruik van deze juridische instrumenten tegen de Koerdische beweging als ze een bijdrage wil leveren aan het oplossen van de Koerdische kwestie. “De opheffing van het bijna 30 jaar durende verbod op PKK-activiteiten uit 1993 zou een volgende belangrijke stap zijn in de richting van een oplossing van het conflict door erkenning van de Koerdische realiteit en onderhandelingen met alle betrokkenen.”