- Rojava/Noord- en Oost-Syrië
Sinds de bezetting van Afrin gaan de ontvoeringen door huurlingen die loyaal zijn aan Turkije door. De zogenaamde civiele politie, gesteund door de Turkse inlichtingendienst (MIT), deed een inval in het dorp Kefer Zite in het district Jindires.
Tijdens de invalmet tientallen militaire voertuigen ontvoerden de indringers lokale bewoners genaamd Bekir Hesen Xêro (35), Rêber Hesen Xêro (32), Elî Kalo (40), Mihemed Ferîd (28), Mihemed Kalo (36) en Ednan Edo (39).
Ontvoerde personen worden vaak naar martelcentra gebracht die door de huursoldaten worden gerund en worden alleen vrijgelaten in ruil voor hoge bedragen aan losgeld. In de martelcentra zijn agenten van de Turkse geheime dienst MIT actief betrokken bij de martelingen en proberen zo informatie af te persen over het aanhoudende verzet in Afrin.
Met namen als “civiele politie” probeert Turkije de huurlingengroepen een wettelijk vernisje te geven. In werkelijkheid zijn ze echter een conglomeraat van jihadisten en Turkse rechtsextremisten die met elkaar wedijveren om losgeld, buit en beschermingsgeld en onder controle van het MIT hun eigen martelgevangenissen exploiteren. De zogenaamde “civiele politie” heeft met name controletaken binnen Afrin gekregen. Tegelijkertijd is daar voor een groot deel de al-Qaeda-tak HTS (Hayat Tahrir al-Sham) gestationeerd.
Volgens de mensenrechtenorganisatie Afrin-Syria zijn in de eerste helft van 2022 346 mensen ontvoerd door de bezetter en hun huursoldaten. Onder hen zijn 30 vrouwen. In dit kader zijn in de eerste helft van het jaar zeker 18 mensen vermoord. Meer actuele statistieken zijn nog niet beschikbaar.
Afrin bezet sinds 2018
Kanton Afrin was het meest westelijke kanton van Rojava en Noord- en Oost-Syrië, de thuisbasis van 200.000 etnische Koerden. Hoewel de bevolking overwegend Koerdisch was, woonden er naast soennitische moslims diverse religieuze groeperingen, waaronder Yezidi’s, alawieten en christenen.
Op 20 januari 2018 lanceerde Turkije luchtaanvallen op 100 locaties in Afrin, als het begin van een invasie die ze ‘Operatie Olijftak’ noemden. De Turkse luchtmacht beschoot zonder onderscheid zowel burgers als YPG/YPJ-posities, terwijl een grondaanval werd uitgevoerd door facties en milities die waren georganiseerd onder de paraplu van het door Turkije gesteunde Nationale Leger.
Op 15 maart hadden door Turkije gesteunde milities de stad Afrin omsingeld en onder artilleriebombardementen geplaatst. Een Turkse luchtaanval trof het enige functionerende ziekenhuis van de stad, waarbij 16 burgers om het leven kwamen. Burgers vluchtten en de Syrische Democratische Krachten (SDF) trokken zich terug, en op 18 maart bezet Turkije de facto Afrin. Tussen de 400 en 500 burgers kwamen om bij de invasie, overwegend als gevolg van Turkse bombardementen. Andere burgers werden standrechtelijk geëxecuteerd in het veld.
Voorafgaand aan de Turkse invasie was Afrin een van de meest vreedzame en veilige delen van Syrië, waar tijdens de burgeroorlog vrijwel nooit gevechten plaatsvonden, afgezien van incidentele schermutselingen tussen YPG/YPJ en jihadistische troepen aan zijn grenzen. Als gevolg hiervan bood Afrin een vreedzaam toevluchtsoord aan meer dan 300.000 intern ontheemden van elders in Syrië.