De Commissie voor Waarheid en Rechtvaardigheid van de Mensenrechtenvereniging (IHD), afdeling Istanbul, heeft een schriftelijke verklaring uitgegeven ter gelegenheid van de 90e maand sinds de dood van 34 Koerden in Roboski.
Turkse militaire gevechtsvliegtuigen bombardeerden een groep Koerden in het dorp Roboski (in Sirnak) op 28 december 2011. De groep bestond voornamelijk uit jonge mannen, sommige onder de 18 jaar, die als grenshandelaren werkten om de kost te verdienen.
Ondanks de juridische informatie en documenten over het bloedbad van Roboski, werd het onderzoeksdossier gesloten zonder een regulier gerechtelijk proces en werd de vervolging niet begonnen.
Toen de aanvraag bij het Grondwettelijk Hof werd afgewezen, vroegen de slachtoffers van het bloedbad van Roboski het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) om met name de schending van het recht op leven aan de kaak te stellen. Het EHRM wees het dossier echter af in strijd met zijn eigen beginselen, op grond van het feit dat sommige documenten met twee dagen vertraging werden afgeleverd.
De IHD herinnerde eraan dat er op 28e van elke maand een gebeurtenis is om elke voorbijgaande maand sinds die 28 december te markeren.
De leuzen van de gebeurtenissen zijn: “We zijn het niet vergeten! We zullen niet vergeten! Rechtvaardigheid voor alle bloedbaden”.
De IHD-verklaring voegde hieraan toe dat “de daders en degenen die verantwoordelijk zijn voor de moordpartijen voor het gerecht moeten worden gebracht, ongeacht de positie die zij innemen. Er moet geen straffeloosheid zijn en de waarheid moet worden verteld. Het is geen geheim dat oorlog en geweld de toegang tot waarheid en gerechtigheid verhinderen. Om deze reden is de meest urgente eis vandaag voor gerechtigheid en vrede.”
De mensenrechtenorganisatie herhaalde haar “toezegging om gerechtigheid te zoeken voor de slachtoffers van Roboski en voor de slachtoffers van alle andere bloedbaden.”