Er was een risico waar iedereen zich bewust van was. In 1992 was er een Turkse militaire operatie in het gebied Haftanin in Zuid-Koerdistan. Het ging om een militaire interventie. In 1993 werd de plaats Sali met 50 gevechtsvliegtuigen aangevallen. Het grensgebied werd regelmatig door de Turkse luchtmacht aangevallen. De bevolking wist ook dat de Turkse staat in Zuid-Koerdistan kon ingrijpen. Dat was voor hen een groot risico. De mensen discussieerde deze gevaren en sommigen geloofden dat dezelfde aanvallen, foltering en onderdrukking ook in Zuid-Koerdistan zouden plaats vinden. Maar deze risico’s werden op te koop toegenomen. Zuid-Koerdistan werd uiteindelijk veiliger bevonden dan de Turkse steden.
In 1992 en 1993 waren sommige families uit onze dorpen al naar de regio Zakho en Duhok geëmigreerd. De Koerdische beweging stond hun na. Hun kinderen hadden zich bij de guerrilla aangesloten. Ze wilden geen dorpswachter worden. De Turkse staat heeft hun heel erg onder druk gezet, hun huizen gebombardeerd en ze verschillende malen gearresteerd. De staat wist dat ze dicht bij de beweging stonden, ze waren zogezegd blootgesteld aan vervolging. Daarom hadden ze in 1992 al besloten om naar Zuid-Koerdistan te verhuizen. Het waren er niet veel. Met hen stonden we dus in contact. Zo begon onze exodus op 20 april 1994. De mensen uit Hilal, Mijil, Ziravek, Bile, Nerwe en Siric, dat waren de dorpen in omgeving, die het eerst emigreerden. Deze collectieve vlucht, in groepen van 20 tot 100 mensen, duurde tot 24 april. Ze staken de grens over naar Biheriye, ten oosten van Zakho. Dit was onderdeel van Haftanin. Honderden families vestigde zich, op deze manier, in Biheriye.
De staat sloot aanvankelijk de ogen voor deze vlucht. Waarom? Omdat ze dachten dat de levensomstandigheden in Zuid-Koerdistan te zwaar zouden zijn. De mensen uit Zuid-Koerdistan waren pasgeleden nog gevlucht voor het regime van Saddam Hoessein en hadden het zelf moeilijk. Bovendien had de Turkse geheime dienst grote invloed in het gebied rond Zakho. Ook in dit gebied waren mensen ontvoerd en vermoord omdat ze de Koerdische beweging steunden. De verwachting was dat ons dorpscollectief in Zuid-Koerdistan vanzelf zou oplossen, dat de mensen geen enkele band meer zouden hebben met de Koerdische beweging, en aan hun lot zouden worden overgelaten. Op deze manier zou het probleem zichzelf oplossen, daar ging de Turkse staat vanuit.
14.000 mensen staken gezamenlijk de grens over. Kan je het je voorstellen dat een zo grote mensenmassa de grens oversteekt? De staat heeft het kunnen verhinderen maar heeft het niet gedaan. Ze voerden enkel luchtaanvallen uit, daardoor zijn er 4 tot 5 mensen overleden.
De Turkse staat oefende ook grote druk uit op de KDP, die het in het gebied voor het zeggen hadden. Ze mochten niet toelaten dat onze mensen in de steden Zakho of Duhok kwamen of boodschappen deden. We kregen geen hulp terwijl we grote problemen hadden. Er was een gebrek aan eten, kleren en onderdak. Er was gebrek aan alles wat nodig was in het dagelijks leven. We hadden ons gevestigd in een bergachtig gebied, waar geen tenten of dekens waren. Deze problemen moesten we oplossen. Deze tijd waren er vele hulporganisaties actief in de regio. We vroegen om hulp maar kregen geen antwoord. We kregen slechts hulp via de UNHCR: 300 gram boter, 400 gram suiker, 9 kilo meel per persoon per maand. We kregen hulpmiddelen maar werden niet als vluchtelingen erkent. En zelfs deze geringe hulp van de UNHCR kwam niet regelmatig. We hadden ook familieleden in Zakho die ons van tijd tot tijd hielpen. Om de officiële vluchtelingenstatus te krijgen hebben bewoners van het kamp een gemeenschappelijke hongerstaking uitgevoerd. Zo’n 200 tot 250 mensen zijn daarvoor naar Zakho gemarcheerd naar een legerpost van de USA. Ze verklaarde dat ze ons niet konden helpen omdat ze slechts militairen waren. Maar ze beloofden ons dat ze onze problemen aan de verantwoordelijken zouden doorgeven. Kort daarop kwam de KDP naar ons toe. Ze wilden dat we weggingen. Ze waren bang dat de Turkse staat ons zou bombarderen. Ze zette ons enorm onder druk. Maar de mensen die in Zakho waren, waren goed georganiseerd en lieten zich niet zo gemakkelijk wegjagen. We zeiden hun, dat we hun met onze actie niet in problemen wilden brengen maar dat het om een humanitaire protestactie ging. We wilden onze problemen duidelijk maken aan de UNHCR en andere hulporganisaties en onze status als vluchteling bevestigen. We maakten hun duidelijk dat het om een hongerstaking, een vreedzame actie, ging maar ze accepteerde het niet. Het kon ons niet schelen. De tijdelijke hongerstaking duurde ongeveer 29 dagen, terwijl we in een school verbleven. In deze tijd hebben we vele journalisten en mensenrechtenorganisaties gesproken. Ook vertegenwoordigers van de KDP kwamen bij ons langs. Zelfs een delegatie van de Turkse staat kwam met ons praten.
We hebben vervolgens een lijst met voorwaarden opgesteld, waaronder ook enige oplossingen voor het Koerdische vraagstuk. Verder waren er voorwaarden over onze levensstandaard en onze vluchtelingenstatus. We wilden als vluchteling erkent worden, zowel door de UNHCR als door de Iraakse autoriteiten. Door onze protestactie werden de meesten van onze voorwaarden geaccepteerd. Er werd niet gereageerd op de politieke oplossingen voor het Koerdische vraagstuk.
De UN verklaarde dat ze voor ons een officieel kamp zouden inrichten, waar voor onze dagelijkse benodigdheden gezorgd zou worden. De Koerdische autoriteiten in Irak zeiden dat ze voor de veiligheid van het kamp konden zorgen. Dit alles hebben we met de diverse organisaties en instanties afgesproken. De Turkse vertegenwoordiging, die in naam van de staat gestuurd was, vroeg ons naar onze dorpen terug te keren. Ze zouden ons daar in vrede laten leven en we hoefden niet langer bang te zijn voor onderdrukking. We verklaarden dat we graag positief wilden reageren. We hadden enkele voorwaarden: allereerst was er de oorlog tussen de P** en de staat. We eisten een einde aan deze oorlog. Ten tweede eisten we onze grondrechten, wat zou er met onze identiteit gebeuren? We eisten de juridische erkenning van onze rechten. Wanneer dit zou gebeuren, zouden we terugkeren. Ze luisterde naar onze voorwaarden en verklaarde dat ze deze aan de staat zouden voorleggen. Ze verdwenen en we hebben niets meer van ze gehoord- tot het jaar 2003/2004. Dat was een hele andere fase.
We hadden onenigheid met de UNHCR over de ligging van het nieuwe kamp. Wij zeiden dat we, in het gebied tussen Zakho en Sersing Amede, en tussen Haftanin en Ciyaye Spih dichtbij Duhok, elk kamp zouden accepteren. Ze konden in dit gebied een oppervlakte van 1000 km2 zoeken. De UN accepteerde dit. Ze zeiden dat, zolang het kamp minimaal 5 km afstand van de Turkse grens lag, ook de KDP het zou accepteren. Maar de KDP accepteerde dit niet. De Turkse staat oefende druk op de KDP uit en zei dat deze mensen uit het gebied, onder invloed van de P** volledig moest verdwijnen. Ze moesten ervoor zorgen dat er tussen ons en de P** een afstand van 100-150 km zou zijn. We moesten richting het zuiden getransporteerd worden, naar de plaats Etrush genaamd. Etrush lag inderdaad rond 150 km zuidelijk van het gebied dat wij voorgesteld hadden. We kenden dit gebied niet. Het lag 5 km van de grens met het Irak van Saddam Hoessein. We kenden de mensen in de regio niet, noch de geografische omstandigheden. Dat probeerde we de UN en de regionale autoriteit uit te leggen. We zeiden dat we hier familie en bekenden hadden. Hier was het klimaat goed voor ons, daar in het zuiden was het veel te warm. We verklaarden dat we niet in de richting van het zuiden wilden.
Ze drongen ons de hele tijd een kamp in Etrush op. Tegelijkertijd was er ook meer militaire druk van de Turkse staat. De aanvallen namen toe en kwamen steeds dichterbij. Ze vlogen over ons heen en bombardeerde de directe omgeving. Op deze manier wilden ze ons dwingen Etrush te accepteren. Zelfs een afvaardiging van de UN werd in het kamp aangevallen. Ze vluchtte in een auto en verstopte zich onder een brug. De UN kon zich, met een beetje geluk, het leven redden. Dit waren de activiteiten van de Turkse staat waar wij nogmaals mee geconfronteerd werden.
Na de hongerstaking was de UN begonnen om regelmatig hulpmiddelen naar ons te kamp te brengen: levensmiddelen, tenten, dekens enz. Ze bezochten ons elke dag in het kamp. Ze kwamen ’s morgens en gingen ’s avonds weer weg naar Zakho. Ze overnachten niet bij ons, maar ze werkten bij ons en bekommerde zich om onze kwesties zoals de watervoorzieningen en gezondheid etc. Elke dag waren ze zo’n 16 tot 17 uur in het kamp om te helpen. Maar ook de UN gaf op, onder de druk van de Turkse staat. Ze zeiden dat het niet meer veilig was voor hen om hun dagelijkse werkzaamheden uit te voeren. In augustus viel de beslissing om de hulp te stoppen en de UN trok zich terug. We hebben vanwege de aanvallen, voor de zekerheid een tweede kamp opgericht, het Seranis-kamp. De helft van het kamp ging daar wonen. De afstand tussen de 2 kampen was 5 kilometer.
We zagen echter dat de aanvallen van Turkije niet ophielden. Er bestond een acuut gevaar van een massacre. Dus we besloten de 2 kampen te ruimen en in de buurt van Zakho een nieuw kamp in te richten. Iedereen was het hiermee eens. In september 1994, evacueerde we in 1 nacht, beide kampen. Alle mensen marcheerden gezamenlijk naar het gebied Bersive, dat op ongeveer 10 km afstand van Zakho ligt. Daar hebben we Bersive kamp opgericht.
Er woonden 14.000 mensen en het werd langzamerhand kouder. Het begon te regenen. Onder deze omstandigheden richten we het kamp op maar het was werkelijk zeer zwaar.
De UN had alle hulp gestopt. We hadden slechts een bron, waar we allemaal mee moesten doen. Het water was niet schoon. De uitwerpselen van dieren kwamen tijdens de regen in de bron terecht, daar moesten wij van drinken. Voor onze gezondheidsproblemen was er geen hulp. Ook was er geen brandstof en de winter kwam eraan. We woonden in tenten en het was zeer koud. We kregen van niemand hulp. Een keer zijn we naar Zakho geweest en hebben Artsen zonder Grenzen bezocht. Van hen kregen we een tas met medicijnen. Behalve deze ene tas kregen we geen hulp.
(Vertaald uit Selbstbestimmung statt Flucht)
Auteur: Lida Weerts