- Rojava/Noord- en Oost-Syrië
Honderden ontheemden uit Serêkaniyê hebben geprotesteerd in het Waşokani-kamp in Noord- en Oost-Syrië. De demonstranten veroordeelden het ophangen van Turkse en Pakistaanse vlaggen op officiële instellingen in hun geboortestad, waaruit ze in 2019 met geweld zijn verdreven na de bezetting van de stad door Turkije en geallieerde gewapende groeperingen. Die bezetting vond plaats tijdens de zogenaamde “Peace Spring”-operatie.
Het protest kwam nadat er berichten waren verschenen over een initiatief, dat naar verluidt door de Turkse staat werd gesteund, om de huizen en gronden van ontheemden op te kopen. Dit heeft de vrees vergroot dat de demografische veranderingen die na de invasie van “Peace Spring” zijn ingezet, zullen voortduren.
Volgens het Syrische Observatorium voor Mensenrechten hebben de demonstranten het aanbod van Turkije om huizen en land van ontheemde Koerden op te kopen afgewezen en deze poging omschreven als een schending van hun rechten en eigendom. Zij benadrukten dat buitenlandse vlaggen en projecten voor de verwerving van eigendom een bedreiging vormen voor de identiteit van de stad, terwijl ontheemden nog steeds onder zware omstandigheden leven. Zij riepen internationale organisaties en relevante autoriteiten op om dringend in te grijpen om hun rechten te beschermen en hun terugkeer te waarborgen.
Geheime bijeenkomst gehouden
Volgens North Press werd er in Serêkaniyê een geheime bijeenkomst gehouden waaraan Turkse functionarissen, zakenlieden, stamhoofden en vertegenwoordigers van Syrische gewapende groeperingen deelnamen. Het doel van de bijeenkomst was om eigendommen van ontheemden, voornamelijk Koerden en christenen, op te kopen en de eigendom over te dragen aan facties en organisaties die banden hebben met Turkije.
Lokale bronnen bevestigden dat inwoners van Serêkaniyê en hun medewerkers talrijke ontheemden hadden benaderd met aanbiedingen om hun eigendommen tegen hoge prijzen te kopen. Het Comité voor Ontheemden van Serêkaniyê omschreef deze initiatieven als een “systematisch beleid van demografische verandering” en benadrukte dat dit in strijd was met het internationaal recht.
Het comité verklaarde dat onroerendgoedtransacties die onder bezetting werden uitgevoerd ongeldig waren en waarschuwde dat de betrokkenen verantwoordelijk konden worden gehouden voor “oorlogsmisdaden” en “misdaden tegen de menselijkheid”.
Het drong er bij ontheemden op aan hun eigendommen niet te verkopen en riep de autoriteiten in Damascus op om de bepalingen van de overeenkomst van 10 maart na te leven en een einde te maken aan dergelijk beleid in bezette gebieden.
Meer dan 200.000 mensen die gedwongen waren Serêkaniyê en Girê Sipî te ontvluchten, leven nog steeds grotendeels in tenten en huurwoningen onder erbarmelijke economische omstandigheden. Door de aanhoudende onveiligheid in de regio, de aanwezigheid van gewapende groeperingen, het gebrek aan politieke vertegenwoordiging en de voortdurende conflicten is het voor ontheemden moeilijk om naar huis terug te keren.
Conflicten tussen door Turkije gesteunde gewapende groeperingen en de voortdurende militaire aanwezigheid van Turkije maken terugkeer tot een riskante optie.