Duizenden demonstranten in Aleppo eisen een einde aan de bezetting van Efrîn

  • Rojava/Noord- en Oost-Syrië

Tijdens een demonstratie in Aleppo riepen duizenden mensen op om een einde te maken aan de bezetting van Efrîn. Veel deelnemers aan het protest waren zelf afkomstig uit de Koerdische regio in het noorden van Syrië, die op 20 januari 2018 het doelwit werd van een aanvalsoorlog van Turkije en twee maanden later werd bezet. Sindsdien zijn er zeven jaar verstreken, maar de ontheemden hebben de hoop op terugkeer niet opgegeven.

De demonstratie in de Koerdische wijk Şêx Meqsûd (Sheikh Maksud) werd opgeroepen door verschillende verenigingen en organisaties, waaronder de lokale volksraad en de coördinatie van de vrouwenbeweging Kongra Star. Veel bewoners van het naburige district Eşrefiyê (Ashrafia) behoorden ook tot de deelnemers.

Olijftakken als symbool van vrede en Efrîn, dat bekend staat om zijn eeuwenoude olijfbomen

Mensen marcheerden door de smalle straten met spandoeken en borden met daarop de gezichten van de slachtoffers van het verzet in Efrîn, maar ook met vlaggen van de Syrische Democratische Strijdkrachten (QSD) en de Syrische onafhankelijkheidsvlag. “Bijî Berxwedana Efrînê” (Leve het verzet van Efrîn) werd keer op keer gezongen. “Şehîd namirin” – in het Duits: ‘De gevallenen zijn onsterfelijk’ – galmde ook door Şêxmeqsûd.

De mars culmineerde in een rally voor de 8 Maart locatie. Verschillende sprekers benadrukten in hun toespraken dat de strijd voor Efrîn nog niet voorbij is. Kongra Star activist Reyhan Elo, bijvoorbeeld, zei dat de oorlog tegen Efrîn mogelijk was gemaakt door de instemming van Rusland, dat destijds het luchtruim van Noord-Syrië controleerde. Zonder het groene licht van Moskou hadden Turkse gevechtsvliegtuigen de regio niet kunnen aanvallen en zou een militaire overwinning voor Turkije uiterst onwaarschijnlijk zijn gebleven.

“Maar de internationale gemeenschap is ook medeschuldig,” vervolgt Elo. De bezetting van Efrîn was immers ook het gevolg van de passiviteit van het Westen, dat zijn houding tot op de dag van vandaag niet heeft veranderd. “Het onrecht van de invasie en de bijbehorende misdaden tegen de burgerbevolking van Efrîn worden nog steeds geaccepteerd. De aanval en de bezetting stellen het internationaal recht in vraag. “De internationale gemeenschap heeft de plicht om de agressie van Turkije te stoppen en de terugtrekking van het Turkse leger uit Syrië te eisen,” zei Elo.

Niet-erkende aanvalsoorlog tegen Efrîn

Vanuit een kolonialistisch zelfbeeld en onder de cynische naam “Operatie Olijftak” lanceerde Turkije op 20 januari 2018 een aanvalsoorlog tegen Efrîn met de steun van zijn jihadistische proxymacht “Syrisch Nationaal Leger” (SNA). Het gevolg: honderden doden, duizenden gewonden. Meer dan 350.000 mensen van de traditionele bevolking werden verdreven en vervangen door islamistische families uit andere Syrische regio’s en Arabische landen.

Wat ooit de veiligste regio in Syrië was, die toen nog zelfbestuur had volgens het Rojava kantonprincipe, werd een enorme terreurzone; ontvoeringen, moorden, verkrachtingen en overvallen maken vandaag de dag nog steeds deel uit van het trieste dagelijkse leven in Efrîn. De Turkse bezettingstroepen en hun jihadistische partners eisen dagelijks de verantwoordelijkheid op voor oorlogsmisdaden en mensenrechtenschendingen, maar de internationale gemeenschap blijft hardnekkig zwijgen.

Ongeveer een jaar geleden hebben de mensenrechtenorganisaties European Center for Constitutional and Human Rights (ECCHR) en Syrians for Truth and Justice (STJ) een strafklacht ingediend bij het federale openbaar ministerie in Karlsruhe. Ze eisen een uitgebreid onderzoek naar de daders van misdaden tegen de menselijkheid in bezet Efrîn en hun vervolging volgens het principe van universele rechtsmacht. Tot op heden is er geen beweging gekomen in de klacht.

Bron: ANF