- Duitsland
De Duitse regering ziet geen aanleiding voor een onafhankelijk internationaal onderzoek naar het gebruik van chemische wapens door Turkije in Koerdistan. Dat blijkt uit het antwoord van staatssecretaris Andreas Michelis op een vraag van het linkse parlementslid Ali Al-Dailami. De woordvoerder van het defensiebeleid van DIE LINKE wilde weten welke conclusies de federale regering trekt uit het rapport van Nobelprijswinnaar IPPNW van 12 oktober, volgens welke een IPPNW-delegatie uit Duitsland en Zwitserland “indirecte aanwijzingen” had gevonden dat “Turkije chemische wapens gebruikt bij aanvallen op Koerdische burgers en PKK-strijders in Noord-Irak en daarmee mogelijk het verbod op chemische wapens werd geschonden, en of de federale overheid, als lidstaat van de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens (OPCW), pleit voor “een onmiddellijk, onafhankelijk internationaal onderzoek” van de beschuldigingen door de OPCW, zoals gevraagd door de IPPNW.
In de reactie van de federale regering van 3 november 2022 staat: “De federale regering is op de hoogte van het in de vraag genoemde IPPNW-rapport en de daarin genoemde Turkse operatie om gijzelaars te bevrijden, waarbij volgens de Turkse minister van Defensie in februari 2021 gebruik is gemaakt van traangas. De federale regering heeft zelf geen verdere kennis in de zin van de vraag. Net als de Bondsrepubliek Duitsland is Turkije partij bij het Verdrag inzake chemische wapens (CWC), dat op 29 april 1997 in werking is getreden. Turkije heeft geen voorraden chemische wapens aangegeven toen het zich bij de overeenkomst aansloot. Om de naleving van de overeenkomst te waarborgen, is de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens (OPCW) opgericht. Als staat die partij is, is Turkije onderworpen aan de controlemechanismen van deze organisatie. Volgens artikel IX, lid 1 van het CWC dienen de staten die partij zijn, door middel van informatie-uitwisseling en overleg duidelijkheid te scheppen over zaken die twijfel kunnen doen rijzen over de naleving van het CWC. Op basis van de huidige stand van kennis ziet de federale regering geen reden om het IPPNW-voorstel goed te keuren.”
Op 19 oktober vroeg Al-Dailami’s parlementaire collega Andrej Hunko welke kennis de Duitse regering heeft over het gebruik van chemische wapens door Turkije in Noord-Irak en welke andere informatie beschikbaar is over de vraag of Turkije volledig voldoet aan het Verdrag inzake chemische wapens. In reactie daarop gaf de federale regering de bal door aan de OPCW, die op haar beurt stelt dat ze alleen kan optreden op verzoek van een lidstaat.
Gifgas uit Duitsland
Met deze antwoorden maakt de Duitse regering nogmaals duidelijk dat zij de oorlogsmisdaden van Turkije in Koerdistan steunt. In de afgelopen jaren hebben documenten aangetoond dat de Turkse regering van nazi-Duitsland de giftige gassen chlooracetofenon en iperit heeft gekocht die werden gebruikt bij de genocide in Dersim in 1937-1938, evenals de automatische apparatuur om deze gassen in bommen te gebruiken.
Sinds het begin van de jaren zestig heeft de Iraakse staat ook chemische wapens en gifgassen gebruikt om de revolutie in Zuid-Koerdistan te onderdrukken. Jarenlang hebben westerse landen niet alleen gezwegen over deze onmenselijke misdaden van het Iraakse regime, maar hebben ze het Iraakse leger ook uitgerust met chemische wapens. Het regime van Saddam Hoessein begon met de hulp van Duitse bedrijven chemische wapens te produceren en gebruikte deze bij vele gelegenheden tegen het Koerdische volk, met name in Halabja.
Het Hamburgse bedrijf “Water Engineering Trading” leverde de Iraakse staat de “vergrendelingstechnologie” zodat de 20 bommen die op 16 maart 1988 op Halabja de dood lieten regenen, goed werden afgesloten. De Beierse fabrikant van auto-onderdelen W.E.T. verkocht de bomhulzen en het ontstekingssysteem aan het regime van Saddam Hoessein voor zeven miljoen mark. Het Hessische bedrijf Karl Kolb vervaardigde chemicaliën en laboratoriumapparatuur om de gassen te produceren.
Onafhankelijke internationale organisaties meldden dat Duitse bedrijven ten minste 52 procent betrokken waren bij de productie van de chemische bommen die op Halabja waren gevallen, en in 1990 verzocht de Bondsdag om de instelling van een onderzoekscommissie. De toenmalige regering Helmut Kohl steunde de wapenhandelaren en hield het schandaal geheim.