Dr. Michael Wilk is arts, activist en auteur. De Duitser reist sinds 2014 regelmatig naar Rojava, het Democratisch Zelfbestuur van Noord- en Oost-Syrië (DAANES). Ter plaatse verleent hij medische noodhulp, ondersteunt hij hulporganisaties en brengt hij verslag uit over de politieke en humanitaire situatie. In een gesprek beschrijft hij hoe zijn rol in de loop der jaren is veranderd, welke uitdagingen het Turkse embargo met zich meebrengt en welke verantwoordelijkheid hij ziet voor mensen in Europa.
In een interview met ANF Nieuwsagentschap vertelt hij over zijn ervaringen:
Meneer Wilk, u reist sinds 2014 één à twee keer per jaar naar Rojava. Hoe zijn uw rol en uw inzet in de loop der jaren veranderd?
In 2014 was er het conflict om Kobanê. Ik was daar toen in samenwerking met een hulporganisatie en deed onderzoek naar de medische situatie. Ik was met een vertaler en een cameraman onderweg in het oostelijke deel van de drie kantons.
In de jaren daarna heb ik steeds meer zelfstandig gewerkt, maar altijd in samenwerking met de Koerdische hulporganisatie Heyva Sor. In 2015/2016 heb ik zelfs reserveonderdelen voor dialyseapparatuur via Turkije naar Dêrik gebracht – iets waarvoor ik vandaag de dag in Turkije gearresteerd zou kunnen worden.
Dus u heeft in die periode vooral medisch werk verricht?
Ja, vooral in de eerste jaren. In 2016, tijdens de strijd om Minbic, heb ik als spoedeisende hulp arts gewerkt in een traumastabilisatiepunt direct achter het front – samen met de Koerdische Rode Halve Maan. Ook in 2017, tijdens de strijd om Raqqa, lag de nadruk op medische opleiding: spoedeisende hulp, psychologische en psychiatrische eerste hulp in crisissituaties.
En in de jaren daarna?
Tijdens de coronapandemie was ik in 2022 werkzaam in het “Corona Hospital” in Rojava. Vanwege mijn medewerking werd ik benoemd tot erelid van de Koerdische Rode Halve Maan.
Daarnaast was ik ter plaatse bij de gevechten in Til Temir na de Turkse invasie in 2019, en ook in 2018/2019 in Serêkaniyê. Daar hebben we gewonden verzorgd in het ziekenhuis van Til Temir.
Sinds de gevechten om Efrîn en Til Temir is mijn rol echter veranderd: naast mijn medische werk ben ik ook steeds meer als verslaggever gaan werken. Ik heb informatie doorgegeven aan westerse media, zelf gepubliceerd en geprobeerd om authentieke indrukken over te brengen naar Europa – omdat daar vaak stemmen ontbreken van mensen die ter plaatse zijn.
Welke gevolgen heeft het Turkse embargo voor de medische zorg in Rojava?
Er is geen enkele mogelijkheid om officieel iets naar Turkije te vervoeren. Tussen Turkije en Rojava heerst feitelijk een staat van oorlog. Hele regio’s zoals Efrîn zijn geannexeerd – daar zijn Turkse postkantoren, overheidsinstanties en scholen die de Turkse vlag voeren.
De oorspronkelijke bevolking is grotendeels verdreven. Terugkeer is moeilijk omdat het gebied wordt gecontroleerd door SNA-eenheden, dat wil zeggen Turkse proxymilities. Daarom kunnen er geen medicijnen of apparatuur via Turkije worden geleverd.
Gaat het alleen om medische goederen of ook om andere gebieden?
Het gaat om de hele infrastructuur. Turkse luchtaanvallen hebben gericht pompstations, transformatorstations, olieraffinaderijen en andere logistieke voorzieningen vernietigd. Ook burgers werden gericht aangevallen. Tijdens mijn laatste reis hebben we samen met een ARD-team onderzoek gedaan en gedocumenteerd hoe massaal de infrastructuur wordt vernietigd.
Sinds de invasies in 2016, 2018 en 2019 is het duidelijk: via Turkije gaat niets meer.

In april 2025 begeleidde u het ARD-filmteam rond journalist Matthias Ebert. Hoe heeft u de opnames ervaren?
Het filmteam – Matthias Ebert, een cameraman en een geluidsman – was twee weken met mij onderweg in Noordoost-Syrië. Eerst werd een samenwerking tussen de Duitse ngo “Aktion Friedensdorf” en de Koerdische Rode Halve Maan begeleid. Het ging om de verzorging van kinderen met brandwonden – een zeer belangrijk project dat ook in de toekomst moet worden voortgezet.
Daarnaast hebben we donaties in Dêrik en Kobanê gedocumenteerd. Bijzonder schokkend was echter een Turkse luchtaanval op een gezin van tien personen in de buurt van Kobanê. Negen familieleden kwamen om het leven, alleen de negenjarige dochter overleefde het. Voor mij was dit een gerichte executie vanuit de lucht.
De film toont op indrukwekkende wijze deze staatsterreur van het regime van Erdoğan. Duizenden mensen hebben de documentaire inmiddels gezien.
De film toont ook drone-aanvallen op civiele infrastructuur. Welke observaties heeft u gedaan met betrekking tot de strategie van Turkije?
We maken momenteel een periode van verandering door. De PKK heeft aangeboden om de wapens neer te leggen in Turkije. Tegelijkertijd probeert het regime van Erdoğan de oppositie te verdelen en aan de macht te blijven. Er is geen democratisering waarneembaar – integendeel, duizenden oppositieleden zitten in de gevangenis, waaronder ook democratisch gekozen burgemeesters.
Voor Rojava betekent dit dat er nog steeds bezette gebieden zijn die door Turkse milities worden gecontroleerd. Ik vind de eisen van Turkije dat de SDF [Syrische Democratische Strijdkrachten, QSD, red.] zich moeten ontwapenen en zich moeten aansluiten bij een gezamenlijk leger met Damascus, rampzalig. De SDF is momenteel een van de weinige garanties voor minimale humanitaire omstandigheden in de regio.
Naar mijn mening maken de westerse landen de fout om te kortzichtig te denken: ze richten zich op het wegwerken van Assad en zien over het hoofd dat mogelijke opvolgende regeringen deels bestaan uit structuren die banden hebben met Al Qaida. Dat is uiterst gevaarlijk.
Welke verantwoordelijkheid dragen mensen in Europa die naast solidariteit ook politiek actief willen worden?
Allereerst is het belangrijk dat internationale wederopbouwhulp niet uitsluitend via de centrale regering in Damascus verloopt, maar ook rechtstreeks naar het zelfbestuur in Rojava – de DAANES – gaat. Alleen zo kan rekening worden gehouden met regionale verschillen en kunnen federale structuren worden ondersteund.
Bovendien moet de Duitse regering een einde maken aan haar dubbele moraal: schendingen van de mensenrechten mogen niet alleen worden bekritiseerd wanneer dat politiek goed uitkomt. Ook NAVO-partners zoals Turkije moeten onder zware druk worden gezet vanwege oorlogsmisdaden en het uitblijven van democratisering.
Hier in Europa betekent dat: zich duidelijk verzetten tegen antidemocratische tendensen, de oorzaken van vluchtelingenstromen benoemen en schendingen van de mensenrechten consequent bekritiseren. Alleen zo is een geloofwaardig, humaan beleid mogelijk.
Bron: ANF
Foto’s © Dr. Michael Wilk