Abdullah Öcalan verklaarde in zijn oproep tot “Vrede en een democratische samenleving” van 27 februari dat “afzonderlijke natiestaten, federaties, administratieve autonomieën en culturalistische oplossingen, de onvermijdelijke gevolgen van extreme nationalistische tendensen, geen antwoord kunnen bieden op de sociologische realiteit van historische samenlevingen”, waarmee hij duidelijk maakte dat hij afstand had genomen van het natiestaatmodel en alle structuren die daartoe leiden.
De oproep tot democratische integratie is gebaseerd op Abdullah Öcalans lang gekoesterde overtuiging dat het diepgewortelde chauvinistische, nationalistische en assimilerende beleid, de houding die de duizendjarige band tussen de volkeren van Turkije heeft verbroken, eindelijk moet worden losgelaten. In zijn oproep van 27 februari “Vrede en democratische samenleving” zette Öcalan deze visie uiteen en zei: “Respect voor identiteiten, de vrijheid om zich te uiten en democratisch te organiseren, en het vermogen van alle segmenten om de sociaal-economische en politieke structuren op te bouwen die zij als fundamenteel voor hun bestaan beschouwen, zijn alleen mogelijk in een democratische samenleving en een democratische politieke sfeer.” Vredesgezant Sırrı Süreyya Önder legde later uit hoe Öcalan dit kader in de praktijk vorm ziet krijgen. Önder zei: “Bij het voorstellen van dit kader is het duidelijk dat het neerleggen van de wapens en de ontbinding van de Koerdische Arbeiderspartij (PKK), samen met de erkenning van democratische politiek en een wettelijk kader, noodzakelijk zijn.”
Bijna een jaar is verstreken sinds die verklaring. Begin maart kondigde de PKK een eenzijdig staakt-het-vuren aan. Tussen 5 en 7 mei hield zij haar 12e congres en ontbond zij zich formeel. Op 11 juli verbrandde een groep, waaronder Bese Hozat, medevoorzitter van de Unie van Koerdische Gemeenschappen (KCK), en Nedim Seven, lid van het Centraal Comité van de PKK, samen met verschillende strijders van de Volksverdedigingsstrijdkrachten (HPG) en de Vrije Vrouweneenheden (YJA Star), in het openbaar hun wapens en verklaarden zij hun voornemen om over te stappen van gewapende strijd naar politieke betrokkenheid. Twee maanden later volgde een volgende stap. In een verklaring die werd voorgelezen door Sabri Ok, lid van de uitvoerende raad van de KCK, verklaarde een groep van 25 strijders van de HPG en YJA Star, waaronder Devrim Palu, lid van de commandoraad van de HPG, en Vejin Dersim, commandant van de YJA Star Serhat, dat zij alle troepen in Turkije zouden terugtrekken die een risico op confrontaties vormden en kwetsbaar waren voor mogelijke provocaties. Zij verlieten Noord-Koerdistan (Bakur) en trokken naar de Media Defense Zones. Hun terugtrekking onderstreepte hun toewijding aan het ondersteunen van het proces van “Vrede en Democratische Samenleving” dat op 27 februari door Öcalan in gang was gezet, en hun vastberadenheid om democratische integratie na te streven.
De reactie van de Republiek Turkije heeft echter een duidelijk andere benadering van dit proces aan het licht gebracht. Afgezien van de oprichting van de “Nationale Commissie voor Solidariteit, Broederschap en Democratie” onder auspiciën van het parlement in juli, heeft Turkije geen verdere wettelijke of institutionele stappen ondernomen, een houding die duidelijk aangeeft hoe het land het begrip integratie interpreteert. Voor Turkije lijkt integratie te betekenen dat identiteit wordt opgelost, uitgehold en weggenomen, een proces waarbij een gemeenschap wordt geacht op te gaan in de dominante cultuur en haar taal en oorspronkelijke culturele grondslagen te verliezen. Zowel de conceptuele definitie van integratie als de manier waarop staten over de hele wereld dit begrip invullen, staan echter in schril contrast met dit standpunt. Een korte blik op verschillende internationale modellen maakt dit verschil onmiskenbaar duidelijk.
Het Franse model
Artikel 75-1 van de Franse grondwet bepaalt dat “regionale talen tot het gemeenschappelijk erfgoed van Frankrijk behoren”, waardoor alle regionale en minderheidstalen onder grondwettelijke bescherming vallen. Op Franse scholen worden zes regionale talen naast het Frans officieel erkend als onderwijstalen.
Religieuze minderheden in Frankrijk hebben ook het recht om hun geloof vrijelijk te belijden en hun religieuze eigenheid zonder inmenging te behouden.
Naast deze principes legt Frankrijk bijzondere nadruk op “wettelijke en administratieve minderheidsrechten” als basis voor zijn benadering van integratie.
Het Spaanse model
Spanje werd van 1939 tot 1975 geregeerd door de dictatuur van Franco, een regime dat het land en zijn bevolking onderwierp aan brute onderdrukking. In een poging om alle gemeenschappen in Spanje een fascistische, nationaal-statelijke identiteit op te leggen, voerde het regime onvoorstelbare vormen van marteling, bloedbaden en systematisch beleid van culturele vernietiging en sociale degradatie uit. Toen deze onderdrukkende en assimilerende orde na 36 jaar eindelijk ten einde kwam, nam Spanje in 1978 een nieuwe grondwet aan. Artikel 2 van die grondwet luidt: “De grondwet is gebaseerd op de onverbrekelijke eenheid van de Spaanse natie, het gemeenschappelijke en ondeelbare vaderland van alle Spanjaarden; zij erkent en waarborgt het recht op autonomie van de nationaliteiten en regio’s waaruit zij bestaat, en de solidariteit tussen hen.”
Het Spaanse model is gebaseerd op autonome systemen. Tegenwoordig bestaat Spanje uit 17 autonome regio’s en twee autonome steden.
Elke autonome gemeenschap kiest haar eigen vertegenwoordigers via lokale verkiezingen en vormt zo haar eigen wetgevende vergadering. Zowel de wetgevende als de uitvoerende macht in deze regio’s wordt uitgeoefend via hun respectieve autonome parlementen.
Het model van het Verenigd Koninkrijk
Hoewel het Verenigd Koninkrijk een unitaire staat is, functioneert het via een sterk gedecentraliseerd systeem. Engeland, Schotland, Wales en Noord-Ierland beschikken elk over een ruime mate van autonomie. Deze naties hebben de bevoegdheid om wetgeving vast te stellen en uit te voeren op gebieden als onderwijs, gezondheidszorg, economie, vervoer, lokaal bestuur, milieu, landbouw, cultuur, visserij, burgerlijk en strafrecht, en aangelegenheden die verband houden met de overheidsfinanciën.
Het model van België
België, dat in 1830 onafhankelijk werd, omschrijft zichzelf in het allereerste artikel van zijn grondwet als “een federale staat bestaande uit gemeenschappen en gewesten”. Het land is georganiseerd rond drie belangrijke gemeenschappen: de Vlaamse, de Franstalige Waalse en de Duitstalige gemeenschap. Lokale besturen en gemeenschapsstructuren in België hebben bevoegdheden op gebieden als onderwijs, gezondheidszorg, lokale veiligheid en milieubeleid.
Landen die dit soort modellen volgen, laten zien hoe integratie zou moeten functioneren voor de volkeren, minderheden en religieuze groeperingen binnen hun grenzen, en op welk niveau deze groeperingen kunnen deelnemen aan en bijdragen aan de staat. Tegen deze achtergrond rijst een belangrijke vraag: welk integratiebeleid zal Turkije voeren?
Welke weg zal worden gevolgd om zinvolle integratie te bereiken, met name voor het Koerdische volk en voor alle gemeenschappen, minderheden, religieuze en geloofsgroepen en culturele of politieke facties die in Turkije leven? En hoe zal Turkije afstand nemen van zijn bestaande grondwet en de diepgewortelde monolithische, nationalistische, religieuze en gendergerelateerde kaders die daaraan ten grondslag liggen, om te komen tot een meer democratische, op mensen gerichte en op vrijheid georiënteerde politieke en juridische orde? De komende periode zal deze antwoorden onthullen. De hoop is dat dit proces meer ruimte zal creëren voor vrede, democratie en vrijheden, en dat het een zinvolle bijdrage zal leveren aan het sociale weefsel. Om dit te realiseren is een fundamentele verandering in mentaliteit en politieke aanpak essentieel. Dit moet worden gevolgd door de totstandkoming van een juridisch en constitutioneel kader dat is gebaseerd op de beginselen van vrede en broederlijke coëxistentie. Om dat stadium te bereiken, moet het concept van integratie eerst correct worden begrepen, conceptueel worden verduidelijkt en in de praktijk worden toegepast, en daarvoor is het nodig om te luisteren naar de partijen die bij de vrede betrokken zijn. Abdullah Öcalan, evenals de politieke en sociale instellingen van de Koerdische vrijheidsbeweging, moeten worden gehoord. De meest urgente stap is om naar Öcalan zelf te luisteren en zijn omstandigheden te verbeteren om het proces te versnellen en zijn fysieke vrijheid te waarborgen. Daarnaast moet wetgeving inzake democratische integratie worden ingevoerd, zodat groepen die willen bijdragen aan vrede dit via politieke en democratische kanalen kunnen doen. Volgens de beginselen van de wet van vrede en broederschap moeten deze stappen onverwijld worden genomen.
Democratische integratie als antwoord op de vraag: “Hoe te leven?”

