De gedetineerde voormalige HDP covoorzitter Selahattin Demirtas deed een beroep op de Grote Kamer van het EHRM op de ongunstige punten van de uitspraak van het EHRM van 20 november 2018 met betrekking tot zijn zaak, waarin een bevel tot zijn vrijlating was opgenomen. Demirtas diende het beroep in via zijn advocaten en verzocht om een herevaluatie van de ongunstige punten en een uitspraak over de niet-naleving door Turkije van de uitspraak.
Advocaten van Demirtas zeiden het volgende in hun verklaring:
“Zoals bekend, heeft de Tweede Afdeling van het EHRM in hun uitspraak over het beroep van Selahattin Demirtas verklaard dat de arrestatie van de aanvrager in strijd is met de artikelen 5 en 18 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 3 van Protocol nr. 1.
We hebben op 19 februari 2019 een beroep gedaan op de Grote Kamer met het verzoek de Grote Kamer de uitspraak Demirtas van het EHRM te onderzoeken, met het argument dat de uitspraak in kwestie ten minste vijf fundamentele kwesties van ernstige en algemene aard heeft veroorzaakt over de interpretatie en uitvoering van het Europees Verdrag inzake de rechten van de mens als gevolg van de ontoepasbaarheid ervan in het nationale recht.”
De verklaring vermeldde ook de hoger beroepschrift van Prof. Dr. Basak Cali en Dr. Kerem Altiparmak.
WAT NU?
De advocaten zeiden het volgende over wat er daarna zal gebeuren:
“Een panel van 5 rechters die niet betrokken waren bij de Sectie 2-uitspraak zal onderzoeken of de zaak voldoet aan de voorwaarden die vereist zijn voor de herevaluatie van de Grote Kamer, zoals gedefinieerd in artikel 43 van het EVRM. Als de beslissing van het panel positief is, zal de zaak opnieuw worden beoordeeld door de Grote Kamer. Zowel Demirtas als de regering doen een beroep op een herevaluatie van de Grote Kamer in dit geval. In tegenstelling tot de hierboven genoemde redenen van Demirtas, vraagt het verzoek van de regering om een herevaluatie van de overtredingsregels.
Als de beslissing van het panel negatief is, zal de uitspraak worden afgerond volgens de Conventie-wet en zal deze worden verwezen naar het Comité van Ministers van de Raad van Europa voor de follow-up van de uitvoering ervan. De CoM zal de noodzakelijke stappen monitoren door de uitvoerende, wetgevende en gerechtelijke afdelingen van de staat voor de uitvoering van de uitspraak.”