- Noord-Koerdistan
In Dara Hênî (Tr. Genç) in het zuiden van de noordelijke Koerdische provincie Çewlîg (Bingöl) is het Turkse leger bossen aan het kappen. Getroffen door de vernietiging van de natuur is een gebied rondom het dorp Riz (Sağgöze). Het leger heeft een brede strook door een gemengd bos gekapt om plaats te maken voor een nieuwe topbasis. Honderden bomen hebben al moeten wijken sinds het kappen een paar weken geleden begon, maar het einde van de verwoesting is nog niet in zicht. De soldaten gebruiken ook bijlen en zagen om een veiligheidsweg aan te leggen die zal leiden naar de zogenaamde Kalekol – een gendarmeriestation dat is omgebouwd tot een fort – en voor verlichtingsinstallaties.
De inwoners van Riz en de naburige dorpen zijn tegen de kap. Aan de ene kant worden bomen als heilig beschouwd in de Koerdische samenleving, aan de andere kant verdwijnen er grote stukken weiland als gevolg van de ontbossing, die wordt omschreven als een “ecologisch bloedbad”. Als weilanden verdwijnen, verdwijnen ook talloze planten- en diersoorten, omdat ze afhankelijk zijn van deze habitat. De bevolking kan echter ook niet zonder de weilanden, omdat een groot deel van de inwoners zijn brood verdient met veeteelt.
Maar nu al zijn de weidegebieden in het gebied rond Riz drastisch verkleind. In het dorp was de politiek van de verschroeide aarde bijna volledig uitgevoerd in de jaren 90 – Riz werd platgebrand door het leger. Veel mensen die toen ontheemd waren, keerden terug in de loop van het dialoogproces tussen de Koerdische beweging en de Turkse staat. Maar sinds de onderhandelingstafel in 2015 eenzijdig door Ankara werd omvergeworpen en de oorlog in Koerdistan weer dagelijkse kost is geworden, hebben talloze repatrianten het dorp Riz weer verlaten.
Dit vormt nu een bedreiging voor de overgebleven bevolking, omdat de effecten van het “veiligheidsbeleid” van de Turkse staat de bestaansmiddelen vernietigen en mensen geen vooruitzichten vinden om te blijven. Als handlangers van het leger bij de bosontginningen in Dara Hênî fungeren de zogenaamde veiligheidswachten, vroeger bekend als “dorpswachten”. Deze paramilitaire eenheden komen ook op voor de belangen van de Turkse staat in de oorlog tegen de Koerdische guerrillastrijders.