Aantal doden in Suweida stijgt tot meer dan 200

  • Rojava/Noord- en Oost-Syrië

Het geweld in de provincie Suweida in het zuiden van Syrië heeft opnieuw slachtoffers geëist. Sinds zondag zijn er minstens 203 mensen omgekomen, zo meldde het in Londen gevestigde Syrische Observatorium voor Mensenrechten (SOHR) dinsdagavond. Het gaat om 92 leden van de Druzenminderheid, waaronder 21 willekeurig geëxecuteerde burgers, 18 bedoeïenen en 93 leden van het zogenaamde veiligheidsapparaat van de islamitische overgangsregering.

De executie van Druzische burgers, waaronder meerdere vrouwen, vond gisteren onder andere plaats in een gastenverblijf van de bekende familie Radwan. Daar hadden de troepen van het Damascus-bewind ten minste twaalf mensen geëxecuteerd, meldde het observatorium. Een video die op sociale media circuleert, toont meerdere met bloed besmeurde mensen in burgerkleding, vernielde meubels op de grond en foto’s van Druzen-geestelijken. Een ANHA-verslaggever sprak ook over geplunderde en in brand gestoken huizen en winkels.

In de provincie Suweida braken zondag gevechten uit tussen de militaire raad van Suweida en leden van soennitische bedoeïenenstammen, die banden zouden hebben met de islamitische overgangsregering. Damascus stuurde daarop maandag troepen naar de provincie Suweida. Dinsdagochtend rukten legereenheden op naar de gelijknamige provinciehoofdstad, onder hen ook personen in burgerkleding. Daarop escaleerde het geweld.

Na aanhoudende gevechten heeft het Syrische ‘ministerie van Defensie’ in de middag een staakt-het-vuren afgekondigd. Het verklaarde dat er een akkoord was bereikt met de hoogwaardigheidsbekleders van de stad. De geestelijke leiders van de Druzen hadden zich eerder verzet tegen de inzet van troepen uit Damascus in de zuidelijke provincie, maar hadden vervolgens de Druzen-verzetsgroepen opgeroepen hun wapens neer te leggen en de regeringstroepen toe te laten.

Op dinsdagmiddag veranderde het politieke en spirituele leiderschap van de Druzen-gemeenschap echter van koers. Sjeik Hikmat al-Hijri (ook Hikmat al-Hidschri), die de overgangsregering strikt afwijst, verklaarde dat de eerder gepubliceerde instemming met de inzet van Syrische troepen “onder dwang tot stand was gekomen” en niet namens zijn gemeenschap was uitgesproken. Bovendien zouden de troepen alle afspraken hebben geschonden door te blijven schieten op de inwoners.

“We worden geconfronteerd met een totale vernietigingsoorlog”, zei al-Hijri in een opgenomen videoverklaring en riep alle Druzen op “zich met alle beschikbare middelen te verzetten tegen deze barbaarse campagne”.

Bron: ANF