Koerdische politica Rojin Durmaz krijgt nog eens zes maanden uitstel van vrijlating

  • Turkije, Noord-Koerdistan

De vrijlating van de Koerdische lokale politica Rojin Durmaz uit de gevangenis is opnieuw uitgesteld. Het bestuur van de vrouwengevangenis in Amed (Tr. Diyarbakır) rechtvaardigde het besluit onder meer met een verzoek van de gevangene om te worden overgeplaatst naar de zwaarbeveiligde gevangenis in Imrali – een stap die werd geïnterpreteerd als “een indicatie van haar voortdurende banden met de verboden organisatie”.

Durmaz, die medevoorzitter was van de HDP-organisatie in het district Derik in Mardin en in 2019 tot negen jaar gevangenisstraf werd veroordeeld wegens vermeend lidmaatschap van de PKK, zou oorspronkelijk in april worden vrijgelaten. Destijds werd haar vrijlating met zes maanden uitgesteld. Met het nieuwe besluit heeft de observatieraad van de vrouwengevangenis haar straf verlengd tot ten minste april 2026.

Tuchtmaatregelen en hongerstaking als rechtvaardiging

In haar motivering verklaarde de observatieraad dat Durmaz in totaal 14 disciplinaire straffen had gekregen, waaronder twee periodes van eenzame opsluiting. Recentelijk werd zij in januari 2024 gestraft voor deelname aan een hongerstaking. Het gevangenisbestuur beoordeelde deze vorm van protest als “een uiting van voortdurende ideologische affiniteit” met de PKK en dus als verder bewijs van een gebrek aan berouw en afstand tot het misdrijf waarvan zij wordt beschuldigd.

In een recent beoordelingsrapport werd ook gesteld dat Durmaz “geen geloofwaardige afwijzing van haar daden had getoond” en nog steeds als recidivegevaarlijk werd beschouwd. Haar verzoek om overplaatsing naar het gevangeniseiland Imrali, waar de Koerdische leider Abdullah Öcalan sinds 1999 gevangen zit, werd expliciet als bewijs aangehaald.

DEM-partij: Beslissing politiek gemotiveerd

De DEM-partij heeft scherpe kritiek geuit op de beslissing. Parlementslid Beritan Güneş Altın bracht de zaak voor het parlement en beschuldigde het gevangenisbestuur van handelen uit “ideologische en politieke motieven”. In een motie aan de Mensenrechtencommissie van het Turkse parlement riep zij op tot herziening van de beslissing.

“Alleen al de verwijzing naar de Imrali-aanvraag in de motivering toont aan dat een politieke houding wordt gebruikt als reden om de straf te verzwaren”, aldus het parlementslid. De rechtvaardiging op basis van een vermeend gebrek aan berouw mist ook elke juridische basis en betekent een omkering van het vermoeden van onschuld, zei ze.

De volgende herziening van de voorwaarden voor de vrijlating van Rojin Durmaz is gepland voor 25 april 2026.

Bron: ANF