Raad van Europa geeft Turkije opnieuw deadline voor ‘recht op hoop’

Het Comité van Ministers van de Raad van Europa heeft van 15 tot 17 september zijn driemaandelijkse vergadering over mensenrechten gehouden. In september 2024 had het Comité Turkije een jaar de tijd gegeven om het “recht op hoop” toe te passen in de zaak van Abdullah Öcalan, Hayati Kaytan, Emin Gurban en Civan Boltan.

Tijdens zijn laatste vergadering heeft het Comité een besluit genomen overeenkomstig artikel 46, lid 2, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, waarin is bepaald dat het Comité toezicht houdt op de uitvoering van definitieve uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.

Gezien de definitieve uitspraken van het Hof betreffende schending van artikel 3 van het Verdrag wegens de verzwaarde levenslange gevangenisstraf van de verzoekers – een levenslange gevangenisstraf zonder uitzicht op vrijlating, geregeld door wetgeving die geen mechanisme biedt om de straf na een bepaalde minimumtermijn te herzien;

Herinnerend aan de eerdere besluiten van het Comité, genomen tijdens zijn 1419e en 1507e vergadering, dat de individuele maatregelen met betrekking tot bovengenoemde schending verband houden met de uitvoering van algemene maatregelen die de invoering vereisen van een mechanisme dat herziening van elke verzwaarde levenslange gevangenisstraf na een bepaalde minimumtermijn mogelijk maakt, met een mogelijkheid tot vrijlating, tenzij de vereisten van straf en afschrikking nog niet volledig zijn vervuld of de persoon nog steeds een gevaar voor de samenleving vormt;

Herinnerend aan het feit dat artikel 46 van het Verdrag de verwerende staat toestaat om zelf te kiezen op welke wijze hij de uitspraken van het Hof naleeft, en dat het Hof heeft opgemerkt dat staten een beoordelingsmarge hebben op het gebied van strafrecht en strafoplegging, terwijl tegelijkertijd het internationaal recht een tendens vertoont om mechanismen in te voeren die voorzien in een herziening uiterlijk 25 jaar na het opleggen van een levenslange gevangenisstraf;

Verder herinnerend aan de opmerkingen van het Hof dat de in de onderhavige zaken vastgestelde schending niet kan worden opgevat als een verplichting om de verzoekers uitzicht te geven op een spoedige vrijlating;

Onderstrepend dat elke staat krachtens artikel 46, lid 1, van het Verdrag verplicht is de definitieve uitspraken van het Hof waarbij hij partij is, volledig, daadwerkelijk en onverwijld na te leven;

SPREEKT ZIJN DIEPE TELEURSTELLING UIT over het feit dat de wetgevende of andere adequate maatregelen die nodig zijn om de Turkse wetgeving in overeenstemming te brengen met de vereisten van het Verdrag, zoals uiteengezet in deze arresten, niet zijn aangenomen;

DRINGT ER BIJ DE AUTORITEITEN OP AAN om de nodige maatregelen onverwijld te nemen;

MOEDIGDE de autoriteiten AAN om verschillende alternatieven te overwegen om ervoor te zorgen dat de uitspraken in deze groep snel worden uitgevoerd, zoals het aanpassen van de wetgeving in het kader van het nieuwe actieplan voor mensenrechten, zodat er een herzieningsmechanisme komt voor levenslange gevangenisstraffen; gebruikmaken van het initiatief “Terreurvrij Turkije” en de onlangs opgerichte “Nationale Commissie voor Solidariteit, Broederschap en Democratie”, die het mandaat heeft om wetswijzigingen voor te stellen aan het parlement; of de goedkeuring door het parlement van de wetsontwerpen over deze kwestie die reeds door parlementsleden zijn ingediend;

MOEDIGDE hen nogmaals AAN om inspiratie te putten uit de ervaringen van andere lidstaten die dergelijke herzieningsmechanismen hebben ingesteld;

VERZOCHT de autoriteiten uiterlijk eind juni 2026 informatie te verstrekken over de maatregelen die zijn genomen om snelle vooruitgang te boeken bij de behandeling van de huidige groep zaken.