Advocatenkantoor Asrin eist uitvoering van EHRM-oordeel inzake Öcalans ‘recht op hoop’

  • Turkije

Het Advocatenkantoor Asrin uit Istanbul, dat de oprichter van de PKK Abdullah Öcalan en zijn medegevangenen op het gevangeniseiland Imrali vertegenwoordigt, heeft zich met een formele mededeling tot het Comité van Ministers van de Raad van Europa gewend. De achtergrond hiervan is de nog uitstaande uitvoering van een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) uit 2014, waarin de levenslange gevangenisstraf zonder uitzicht op vrijlating tegen Öcalan werd beoordeeld als een schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

Het Ministercomité wil de zogenaamde “Gurban-casusgroep” – waartoe ook de zaak van Öcalan behoort – in september 2025 opnieuw behandelen. De advocaten herinneren er in hun mededeling aan dat het comité Turkije al in 2024 concrete termijnen had gesteld: als er tegen september geen wettelijke hervorming zou plaatsvinden, zou een formele aanmaning – een zogenaamde interim-resolutie – moeten worden voorbereid.

Kritiek op het gebrek aan actie van Turkije

Ondanks de internationale voorschriften heeft de Turkse regering tot op heden geen wetshervorming doorgevoerd om het “recht op hoop” – dat wil zeggen de reële mogelijkheid om bij een levenslange gevangenisstraf vrij te komen – in het rechtssysteem te verankeren, bekritiseert het advocatenkantoor. Meer dan elf jaar na het arrest van het EHRM is er nog steeds geen wettelijke basis gecreëerd en zijn er geen transparante gegevens over hoeveel gedetineerden hierdoor worden getroffen. Verzoeken van ngo’s of het maatschappelijk middenveld zijn onbeantwoord gebleven of afgewezen.

Ook het in juni door Turkije gepresenteerde “actieplan” wordt door de advocaten als ontoereikend beoordeeld. Er wordt weliswaar een systeem van voorwaardelijke vrijlating op basis van “goed gedrag” beschreven, maar dit geldt uitdrukkelijk niet voor bepaalde delicten – waaronder ook die waarvoor Abdullah Öcalan is veroordeeld. Dat de regering tegelijkertijd het bestaan van het systeem benadrukt en het voor bepaalde groepen uitsluit, toont aan dat de fundamentele misstand blijft bestaan.

In de mededeling wordt ook verwezen naar de recente binnenlandse politieke debatten, waarin het thema “recht op hoop” aan de orde kwam in verband met een mogelijke democratische oplossing voor de Koerdische kwestie. De juristen van het advocatenkantoor Asrin verwijzen in het bijzonder naar uitspraken van MHP-leider Devlet Bahçeli in oktober 2024, die de politieke gevoeligheid van het onderwerp zouden hebben onderstreept.

De rol van Öcalan in het vredesproces

Volgens de advocaten zou een dergelijke juridische verandering niet alleen een vereiste zijn vanuit het oogpunt van de mensenrechten, maar ook een kans voor sociale vrede en democratisering in Turkije. Het “recht op hoop” is daarbij zowel een juridische als een diepgaande politieke kwestie.

In de verklaring wordt met name gewezen op het belang van Abdullah Öcalan in mogelijke vredes- en verzoeningsprocessen. Als centrale figuur in de Koerdische kwestie moet ook hem een perspectief op herziening en strafvermindering worden geboden. Een mechanisme voor herziening van zijn straf bestaat tot nu toe niet.

De uitsluiting van Öcalan van alle hervormingsinspanningen geeft een negatief signaal af aan de democratische en rechtsstatelijke ontwikkeling van Turkije – met gevolgen voor de sociale cohesie en economische stabiliteit.

Eisen aan het ministercomité

Het Advocatenkantoor Asrin eist onder meer van het ministercomité:

▪ een formele interim-resolutie tijdens de vergadering in september 2025,

▪ het inleiden van een inbreukprocedure op grond van artikel 46, lid 4, van het EVRM wegens voortdurende niet-naleving,

▪ het verzoek aan Turkije om het strafrecht zodanig te wijzigen dat categorische uitsluitingen van vrijlating worden opgeheven,

▪ dat de Gurban-zaak permanent op de agenda van het Comité van Ministers blijft staan,

▪ en dat het voorzitterschap van het comité politiek contact opneemt met de Turkse autoriteiten in de zin van de “Reykjavík-beginselen voor democratie”.

Verklaring van internationale ngo’s over het recht op hoop

Internationale mensenrechtenorganisaties hadden begin deze week een soortgelijk verzoek ingediend bij het Comité van Ministers van de Raad van Europa. De organisaties – het Turkije Menschenrechtenprocesondersteuningsproject (TLSP), de Europese Vereniging van Advocaten voor Democratie en Wereldmensenrechten (ELDH), de Vereniging voor Democratie en Internationaal recht (MAF-DAD) en de London Legal Group (LLG) – hadden hun standpunt net als het Asrin-bureau ingediend overeenkomstig regel 9.2 van de toezichtregels van de Raad van Europa inzake de tenuitvoerlegging van arresten van het EHRM.