Solidariteit beleven door kunst betekent kunst socialiseren, niet alleen door de inhoud maar ook door de manier waarop ze wordt geproduceerd en gedeeld. Dit begint wanneer de kunstenaar niet langer een afstandelijk individu is, maar deel gaat uitmaken van het collectieve leven. Een van de duidelijkste voorbeelden hiervan is het culturele en artistieke werk in Rojava. Wat het krachtig maakt, is het vermogen om de sociologische band tussen het publiek en de kunstenaar te reconstrueren en zo de vierde muur te doorbreken. Kunst wordt vrijer als ze erbij hoort en dichter bij de mensen komt.
Stel je vandaag eens een buurtworkshop voor: een muurschildering maken met kinderen, een podium bouwen op het platteland door collectieve inspanning, of muziek spelen op straat zonder winstbejag. Dit zijn allemaal praktische vormen van solidariteit in de kunst. In deze benadering is de sociologische realiteit waarin kunst verandert niet langer een esthetisch spel van de elite, maar wordt het de arbeid, stem en verbeelding van het volk.
In een systeem waarin kunst wordt vercommercialiseerd en opgeofferd aan concurrentie, wordt socialistische kunst de rechtvaardigheid van collectieve creatie en gedeeld denken. Solidariteit beleven in de kunst is van de kunst zelf leven maken. Het echte probleem ligt niet in de afwezigheid van productie, maar in de ontkoppeling van onze kunst en het leven. Deze ontkoppeling verhindert het ontstaan van een sterke esthetische houding en slaagt er niet in een ethische houding te bevorderen. Het komt voort uit de groeiende dominantie van het individualisme. Dit pad krijgt alleen betekenis als het samen wordt bewandeld.
Bovendien is het voor een kunstenaar niet genoeg om dit begrip alleen maar te weerspiegelen door het onderwerp van zijn werk te veranderen. Het is niet voldoende om sociale kwesties aan te kaarten – de creatie zelf moet collectief worden. Bij het opvoeren van een toneelstuk moeten niet alleen de regisseur, maar ook de lichttechnicus, de decorontwerper en het publiek een stem hebben. Kunst die niet door middel van collectief intellect en gedeelde inspanning tot stand komt, valt onvermijdelijk terug in de greep van de individuele productie.
Vandaag de dag verkennen veel jonge kunstcollectieven en aspirant-kunstenaars nieuwe paden in lijn met deze benadering. Door werken te produceren onafhankelijk van zowel machtsstructuren als marktrelaties, transformeren ze het publiek van louter consumenten in actieve deelnemers. Gemeenschappen die lege winkels ombouwen tot theaters in de buitenwijken van Europese steden, openluchtbioscopen op het platteland of vrijwilligers die de muren van dorpsscholen beschilderen. Dit zijn niet zomaar artistieke activiteiten, maar de kiemen van een nieuw netwerk van sociale relaties. We zijn niet gebonden aan de vaste kunstvormen die ons zijn overgeleverd.
De liederen die Martelares Delila voor haar volk zong en de journaals van Dziga Vertov in de Sovjetfilm weerspiegelen dezelfde traditie. Beide gaven een oprecht antwoord op de vragen “waarvoor” en “voor wie” in de kunst. Om deze erfenis vandaag de dag levend te houden is meer nodig dan herinnering; het vraagt om reconstructie. Kunst is niet alleen een uitdrukkingsmiddel, het kan een kameraad worden in de sociale strijd.
Collectieve kunst geeft zijn publiek geen voorverpakte boodschappen, maar nodigt hen uit om na te denken, vragen te stellen en zelfs te creëren. Daarom veranderde Bertolt Brecht theater in een ruimte van actie. Vandaag de dag moeten er nieuwe vormen van kunst worden ontwikkeld waarbij het publiek het podium betreedt en de grenzen vervagen. Onze traditionele dengbêj (Koerdische mondelinge verhalenvertellers en barden) zangers, die gemeenschappen en de samenleving samenbrachten, vervulden dezelfde functie. In die tijd had kunst een meer democratische en sociaal gewortelde vorm en doel.
De democratisering van kunst begint met het besef dat kunst een recht is voor iedereen. Daarom heeft solidariteit in de kunst niet alleen te maken met de intentie van de kunstenaar, maar ook met de manier waarop de samenleving is georganiseerd. Zolang het cultuurbeleid de artistieke productie overlaat aan de sponsoring van grote kapitaalgroepen in plaats van de makers zelf te steunen, wordt kunst vercommercialiseerd. In een dergelijk systeem rennen we, als we zingen, naar podia; als we schilderen, worden we opgesloten in galeries, waar we een kunst beoefenen die binnen vier muren gesloten is, verstoken van gezichten en van leven.
In de realiteit van vandaag kan een op solidariteit gebaseerde kunst alleen overleven via alternatieve structuren en netwerken van wederzijdse steun. Subsidies en fondsen zijn niet wat de kunstenaar in leven houdt; het is de solidariteit van de mensen die het werk voedt, versterkt en ziel geeft. Wat uiteindelijk uit dit proces voortkomt is een diep sociaal systeem. Voor degenen onder ons die creëren, moet ons begrip van wat nieuw en transformatief is geworteld zijn in het verbinden van kunst met de mensen, hen betrekken in het proces en ons richten op de artistieke groei en collectieve creativiteit van de samenleving.
Het organiseren van muziektournees door middel van gezamenlijke inspanningen, het drukken van fanzines door middel van wederzijdse steun, of het creëren van gratis, open workshops, dit alles vertegenwoordigt deze levende geest. Deze daden laten zien dat solidariteit in de kunst geen nostalgisch ideaal uit het verleden is, maar een levendige en voortdurende praktijk.
Samenleven in de kunst betekent het omarmen van onbegrensde creativiteit, een blijvend verlangen om samen te produceren en een oprechte band met de mensen. Sociale kunst staat waar het esthetische en het ethische samenkomen. Ze beperkt zich niet tot wat alleen maar mooi is of wat alleen maar juist is; ze brengt de levende spanning in beeld die geboren wordt uit de botsing tussen die twee. In plaats van te vluchten voor tegenstrijdigheden, gaat sociale kunst vooruit door ze zichtbaar te maken.
Kunst en kunstenaars kunnen zij aan zij lopen en elkaar verdiepen door wederzijdse steun en een gedeeld doel. In een wereld waar kunst steeds meer geïndividualiseerd wordt, blijft collectieve creatie zowel een daad van verzet als een bron van hoop. Zolang we blijven zoeken naar manieren om elkaar te begrijpen in plaats van alleen maar onszelf uit te drukken, zal collectieve kunst bij ons blijven. En deze zoektocht is niet alleen voorbehouden aan het podium of het doek, maar leeft ook op straat, in scholen, in onze instellingen en overal waar mensen samenkomen.