Erg prettig

“Each star
is like all stars
and the sun.”

Plutarch, ( 76 A.D.)

In 2018 mocht ik een studente een tijdje helpen om haar tentamens in wis- en natuurkunde te halen. Ze was een slimme meid, wel met een zware, visuele handicap. Ze zag alles als het ware door een rietje. Zo moest ze het hele plaatje eerst regel voor regel ‘inscannen’ om daaruit haar voorstelling van de zaak te construeren.

Ik denk nog weleens aan haar,  met het idee dat haar handicap eigenlijk ook onze eigen conditie beschrijft als mens: we zien steeds maar kleine stukjes van de wereld, die we dan even uitvergroten. Al die indrukken schuiven we vervolgens bijeen, in een caleidoscopisch geheel, en we noemen dat ‘de realiteit’.

Is de som der delen ook werkelijk het geheel der dingen? 

Kunnen we uit de som der delen ook werkelijk universele wetten destilleren? En zo ja, dan toch altijd met een fikse kanttekening erbij, de bijsluiter. 

Bij de meeste godsdiensten mis ik persoonlijk die bijsluiter. Het toontje is toch vaak: ”Gij zult!”, of  ”Gij zult niet!“  En de uitleg daarbij, voorbij wat ik ‘human decency’ noem, is vrij mager… Omdat de profeet het zegt? Ja duh!!

Is er een universele basis voor ‘goed en kwaad’? 

In de waarneembare kosmos is er geen absolute referentie voor onder of boven, niet in ruimte  en ook niet in tijd. Misschien geldt dat ook voor onze morele kwesties.

De kosmos is, vanuit ons gezien, steeds in beweging, zij bouwt en zij sloopt. In het klein en op de grootste schaal.

Over een bestek van 13 miljard jaar hebben zwarte gaten van 100 miljoen keer de massa van de zon zich ontwikkeld door zich vol te vreten aan talloze zonnen en planeten in hun directe omgeving. Het zijn een krachtig soort kosmische stofzuigers. In bijna iedere galaxy huizen er wel een of meer van deze zwaargewichten. Zo kan je zelf snel het rekensommetje maken dat in het  ‘zichtbare’ universum, the observable universe,  met 200 miljard galaxies, deze stevige jongens zo’n 200.000  triljoen zonnen aan stukken hebben gereten. Ge-spagettificeerd, zo noemen we dat. Met daarbij, per zon  – als kers op de taart – nog een sliert van tientallen planeten en honderden manen. Dat alles zo in de kosmische kliko. Hups, weg ermee. 

Tot zover die tak van sport. Ook de evolutionaire biologie heeft de laatste decennia een enorme vlucht genomen. De centrale hypothese daarbij is dat op een aanzienlijk deel van alle exo-planeten en hun manen, in aanleg, spontaan leven zich kan ontwikkelen. Dat is een prikkelende gedachte. De natuur lijkt, naar eigen wezen, heel gedienstig voor het ontstaan van biologisch leven, maar eveneens heel succesvol in het massaal vernietigen daarvan. Het idee dat de natuur een lieflijke aangelegenheid is, dat leeft alleen bij de mens tussen de oren.

Als de kosmos niet door morele principes wordt gedreven, maar slechts gestadig bouwt en sloopt naar eigen script, of beter: zonder script, naar eigen innerlijke structuur en beweging, dan vraag ik me af: wat is onze plek in dit geheel. 

In de islam moeten ze daar niets van hebben: de kosmos is toch het speeltje van ‘De Allerhoogste’?! Ingebed in een externe, alles doordringende moraliteit.Veel mensen vinden daarin hun heil en zekerheid. In die ordening zijn bepaalde dieren  bestempeld als ‘onrein’. De hond en het varken staan daar niet erg hoog aangeschreven. De Candiru, een visje dat in de Amazone leeft, was bij het schrijven van de Koran nog even niet in beeld. Wat zou de Koran hebben gemeld over de Candiru, die zich, op een onbewaakt moment, razendsnel tegen de zeikstraal in zwemmend, in de pisbuis boort van een bezoeker die daar even staat te urineren? Zijn weerhaken verhinderen dat we het snode dier nog uit de penis kunnen lostrekken. De indringer laat zich alleen nog operatief verwijderen. Evolutionair gezien is dit diertje het bewijs dat zijn complexe leefgebied zich over lange tijd heeft kunnen ontwikkelen, en er zich zo een ‘innige’ relatie tussen ‘predator and prey’ heeft kunnen opbouwen. De parasiet met de beste weerhaakjes wordt beloond met de sappigste pisbuis. Dat alles in het kader van ‘survival of the fittest’.      

Sommige mensen vinden dat de natuur moet worden heropgevoed, naar menselijke moraal. De Candiru zou dan hoog scoren op het lijstje van diersoorten die moeten worden bestreden. En wat dacht je van de wolf? Such a bad doggy! Misschien krijgt de huishond nog wel een doorstart – weliswaar op een puur veganistisch dieet gezet. Laten we de menselijke moraal vooral op onszelf betrekken, daar hebben we al een hele kluif aan. Is er wel zoiets als een universele moraal?  Voor de meeste godsdiensten is hun moraal universeel. Daar ren ik dan juist gillend voor weg. 

De mens is nooit bezig geweest met het heil van de menselijke soort als geheel. We hebben ons, clan based, vooral gericht op het welzijn van ‘the nearest and dearest’. La familia!! De moraal gold alleen voor wat er in je eigen vallei of op je eigen jachtvelden zich afspeelde, ‘s Nachts smeekte je, opkijkend naar de sterren, om de zegen van je voorvaderen. De notie van ‘universele rechten van de mens’, of überhaupt: het bestaan van ‘een mensheid’, dat is een vrij recente aangelegenheid, en niet in lijn met de evolutionaire programmering van het individu. 

Tot zover het goede nieuws.

De mens is een mammalian, een tietzuigende diersoort. Wat inhoudt dat ieder individu dat zich weet staande te houden, eerst een lange fase van totale hulpeloosheid heeft doorlopen. Dat is de universele imprinting van ons sociale bewustzijn. Het eerste stadium van ons bestaan is getekend door totale afhankelijkheid en compleet overgeleverd zijn. Wat zowel gelukzalige als ook gruwelijke aspecten in zich draagt. De noodzaak van totale loyaliteit zit in ons gegrift. Maar ook het script om je daar later in enige mate weer aan te onttrekken. Moraliteit gaat over die spagaat van het individu. Aan de ene kant zoeken we bescherming en troost, aansluitend bij het collectief, maar op z’n tijd moet je ook je buurman op z’n bek kunnen slaan als z’n smoel je niet aanstaat. 

Samengevat: we zijn een discriminerende diersoort. Dat heeft ons, evolutionair gezien, ver gebracht. Tot het punt dat we nu de hele aarde met een nucleair tapijt zes keer kunnen platwalsen. 

Dat brengt mij tot de vraag: 

‘Kan de mens wel bestaan zonder de productie van zelfgebakken verschrikkingen? ‘ 

Daar moet ik nog even over nadenken.  

Zolang de Candiru nog op mijn edele delen aast, heb ik er alle vertrouwen in.

 

Auteur: Paul Terlunen