Jody Williams is de winnares van de Nobelprijs voor de Vrede in 1997 en voorzitter van het Nobel Women’s Initiative. Jody Williams ontving de Nobelprijs vanwege haar inspanningen voor een verbod op landmijnen en haar werk als mensenrechtenverdediger. Zij is de eerste ondertekenaar van de open brief die 69 Nobelprijswinnaars vrijdag publiceerden.
De brief is gericht aan het Bureau van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties (OHCHR), Gabrielius Landsbergi, voorzitter van het Comité van Ministers van de Raad van Europa, Dr. Alan Mitchell, voorzitter van het Europees Comité ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing (CPT) en Marko Bošnjak, voorzitter van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van de Raad van Europa en president van Turkije, Recep Tayyip Erdoğan voor dringende overweging, en riep op tot onmiddellijke actie voor Öcalan.
Jody Williams sprak met journalist Erem Kansoy van MedyaHaber en zei dat “de Koerdische kwestie een enorme onopgeloste kwestie is die internationaal moet worden aangepakt en dat er druk moet worden uitgeoefend op organisaties en op de president van Turkije om iets te laten gebeuren.”
Williams voegde eraan toe: “Ik erken dat Öcalan door de overweldigende meerderheid van de Koerden beschouwd wordt als hun politieke, spirituele en emotionele leider. En zonder zijn deelname aan welk proces dan ook, zou het heel moeilijk zijn om een zinvolle oplossing te vinden voor de Koerdische kwestie. Daarom heb ik besloten om aan te bieden om een tweede briefcampagne te doen [de eerste was in 2019] gericht aan de internationale instanties die aandacht zouden moeten besteden aan de behandeling waaraan Öcalan wordt onderworpen, de marteling van isolatie, de onwettigheid van isolatie. We hebben ook besloten om president Erdoğan aan te schrijven en hem te vragen om alsjeblieft de onderhandelingen die gaande waren weer op te starten.”
Williams zei dat haar “sterke hoop” is om “Öcalan in de gevangenis te kunnen bezoeken met andere Nobels. Ik wil dat hij weet dat we achter hem staan. We erkennen dat het Koerdische volk hem als hun leider ziet. En ik denk dat het goed zou zijn voor Turkije om ons te laten gaan en hem te ontmoeten.”