1)
In de loop der jaren ben ik steeds meer gaan genieten van de kleine dingen in het leven…
Met de kat op mijn schoot, een mok koffie in de ene hand, en met de andere hand wat door mijn berichtjes scrollen… Heerlijk!…
En dan een beetje mijmeren: Leren te ont-leren… Aandacht geven aan het loslaten…
Dat soort dingetjes dwarrelen dan door mijn half-wakkere geest.
Maar ja… als alles zo simpel was, was het allemaal heel gemakkelijk.
Helaas pindakaas, die vlieger gaat niet op… Je moet bijvoorbeeld echt eerst wat hebben geleerd, om dat te kunnen ont-leren… Je moet toch eerst wat hebben opgeslagen om het te kunnen vergeten. Om iets door te prikken moet het wel eerst gevuld zijn met iets. Je moet wel eerst echt een mening hebben gevormd om die te kunnen herzien…
Afijn, en meer van dat soort vaag gelul.
2)
Na twee bommen op Japan in 1945 is het zo ’n zeventig jaar betrekkelijk rustig gebleven. Zo op het oog. Toch is het niet ondenkbeeldig dat de nucleaire kaart in de nabije toekomst opnieuw gespeeld gaat worden. Niet dat dit zal geschieden in het volle bewustzijn van de consequenties van zo’n actie, maar meer als een soort provocerend oprekken van het speelveld. Dus meer een royal flush van een ‘false flag’ operatie, met een vuile bom, gedropt op een tactische locatie.
Als dat flirten met tactische, nucleaire wapens in onze tijd niet stevig wordt afgestraft, dan zullen weldra meerdere landen die nu nog niet bij ‘the big five’ horen, ook aansluiting zoeken. Dan zullen er ook andere nucleaire opties gaan ontstaan, om te beginnen in het segment van low-tech, dirty bombs. En zal het speelveld voor nieuwkomers die ook graag willen meetellen op dat vlak aanzienlijk worden verbreed.
De calculatie van een ‘beheersbaar’ nucleair conflict klinkt voor sommigen heel overtuigend, maar dat kan pas in terugblik worden getoetst aan de onomkeerbare realiteit na de aftrap van dat spel. Laat ik het voorzichtig formuleren: politici worden doorgaans niet gekozen op hun realiteitszin, of het goed beheren van de zaak. Een aardig deel van hen is komen bovendrijven in de waan van de dag.
Ik geef toe, misschien is dit tot nu toe wel de meest wappie gedachte van mij, namelijk dat ik dat spel van krachten niet meer zo kan vertrouwen. Iets in mij is onderweg gesneuveld. In onze tijd staan we voor talloze uitdagingen, maar de grootste uitdaging, daar sluiten we onze ogen voor, zo komt dat wel bij mij over. Achter de komma kunnen we ons hard maken voor stikstofdoelen, maar voor de nucleaire grand finale gooien we wel de poort wagenwijd open.
Ik kan me de bezorgdheid van de preppers best wel voorstellen, alleen deel ik hun survival enthousiasme niet. Ze laten zich inkuilen in een kelder vol gedroogde kikkererwten, en bewapenen zich met een kruisboog of een dergelijk soort wapentuig. Super vindingrijk allemaal. Zeker!… Het is niet dat ik denk dat ze gek zijn, maar ik verdenk ze er toch van, dat het ze toch echt ontbreekt aan net dat stukje extra voorstellingsvermogen om zich een goed beeld te vormen van de ware aard en omvang van de destructie waar zij voor zullen komen te staan.
Het spelen met vuur en vuurwerk had door alle tijden heen al zo z’n aantrekkingskracht… Zelfs als het zo nu en dan spontaan ontploft, vol in je snoet. Maar we spelen nu met vuurwerk dat duizend triljoen keer harder zal aankomen wanneer dat afgaat.
Maarten van Rossem gaf al aan dat het, in het geval dat het dan toch uitdraait op een uit de hand gelopen nucleair conflict, wat hem betreft dan ook wel mooi is geweest. Hij heeft wat dat aangaat voor zichzelf al zijn maatregelen getroffen… En ik sluit me aan bij zijn realiteitszin. Dan is het game over. Zo denk ik er ook over. Denken dat je in blessuretijd nog fijn kan scoren, dat vind ik vrij overmoedig.
Het idee dat onze beschaving een beter lot is beschoren dan alle rijken die ons zijn voorgegaan, en nu meters diep onder het stof begraven liggen, dat vind ik een mooie, maar super naïeve gedachte. Een soort vooruitgangsdenken van een vrij suïcidaal soort.
Als je de mensheid ziet in een opgaande lijn, van de holen-mens, die het vuur leerde temmen, langs de dampende en stampende machinerie van de industriële revolutie, en zij vervolgens in de afgelopen eeuw haar eerste, voorzichtige schreden heeft gezet in het kwantum-tijdperk… dan raad ik je toch aan om op z’n tijd ook weer eens een vuurtje aan te maken in een dampig hol zonder lucifers op zak. En ik zou die vaardigheden ook een beetje bijhouden, als ik jou was… Ja-ha, ik weet het, niemand staat te wachten op ongevraagd advies, maar toch…
Met het temmen van het vuur komt de verantwoordelijkheid voor het beheer daarvan. Okay, helder… In 1944 meende Oppenheimer dat het nucleaire wapen van de eerste generatie, na een eerste demonstratie van haar brute kracht, de wereld voldoende zou afschrikken om het ooit nog in te zetten. Edward Teller daarentegen stond voor ogen dat alleen een wapen van totale vernietiging het gebruik ervan zou beteugelen…
Ik vrees echter dat beiden stonden voorgesorteerd op een naïef spoor: ze verkeerden namelijk in de gedeelde veronderstelling dat de mens een rationeel wezen is. Ik vrees dat, als het erop aankomt, de mens zich door niets of niemand laat afremmen om zich over de afgrond te werpen. Of dat je op z’n minst er een flinke dobber aan zal hebben om dat te verhinderen.
Cultuur is behalve veel moois ook de strontkar van de menselijke geest.
Zoals je op den duur wat ‘geurdoof’ kan worden voor je eigen onwelriekendheid, zo is dat ook in ons doen en laten verankerd als ons ‘gewoonterecht’: weet een cultuur lang genoeg de herinnering aan de begane misdaden te bedekken, dan wordt dat het nieuwe normaal: eerst ‘het niet meer kunnen navertellen’, dan ‘het je niet kunnen herinneren’. Daarna komt ‘het niet meer willen horen’. Zo kan alles van voren af aan zich weer herhalen.
Pas als je wordt getrakteerd op een koekje van eigen deeg, dan is het even schrikken, verder valt er best wel mee te leven.
Auteur: Paul Terlunen