De Internationale Dag van de Moedertaal werd in november 1999 uitgeroepen door de Algemene Conferentie van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (UNESCO).
Volgens UNESCO heeft wereldwijd 40% van de bevolking geen toegang tot onderwijs in een taal die zij spreken of begrijpen. Maar er wordt vooruitgang geboekt op het gebied van meertalig onderwijs met een groeiend besef van het belang ervan, vooral op jonge leeftijd, en meer engagement voor de ontwikkeling ervan in het openbare leven.
Het thema van de Internationale Dag van de Moedertaal 2024 is “Meertalig onderwijs – een pijler van leren en intergenerationeel leren”. Het thema benadrukt de noodzaak om het culturele erfgoed en de traditionele kennis van de moedertaal te behouden.
Meertalig onderwijs op basis van de moedertaal vergemakkelijkt de toegang tot en de integratie in het leerproces voor bevolkingsgroepen die niet-dominante talen, talen van minderheidsgroepen en inheemse talen spreken.
Achtergrond
Het idee om de Internationale Dag van de Moedertaal te vieren was een initiatief van Bangladesh. De Algemene Vergadering van de VN verwelkomde het uitroepen van de dag in haar resolutie van 2002.
Op 16 mei 2007 riep de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in resolutie A/RES/61/266 de lidstaten op om “het behoud en de bescherming van alle talen die door de volkeren van de wereld worden gebruikt, te bevorderen”. In dezelfde resolutie riep de Algemene Vergadering 2008 uit tot het Internationale Jaar van de Talen, om eenheid in verscheidenheid en internationaal begrip te bevorderen door middel van meertaligheid en multiculturalisme, en benoemde de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur om als leidend agentschap voor het jaar op te treden.
Vandaag de dag groeit het besef dat talen een vitale rol spelen in ontwikkeling, in het waarborgen van culturele diversiteit en interculturele dialoog, maar ook in het versterken van samenwerking en het bereiken van kwaliteitsonderwijs voor iedereen, in het opbouwen van inclusieve kennismaatschappijen en het behouden van cultureel erfgoed, en in het mobiliseren van politieke wil om de voordelen van wetenschap en technologie toe te passen op duurzame ontwikkeling.