- Noord-Koerdistan
De Turkse justitie heeft een aanklacht tegen de Koerdische advocate Aysel Tuğluk op verdenking van “lidmaatschap van een terroristische organisatie” verworpen. Een strafrechtbank in Amed (Tr. Diyarbakır) oordeelde donderdag dat er geen gronden waren voor het proces tegen de voormalige politica en parlementslid, omdat ze in een ander proces al was veroordeeld tot een lange gevangenisstraf voor dezelfde beschuldigingen. Het Openbaar Ministerie heeft al aangekondigd dat het in beroep zal gaan tegen de verwerping van de aanklacht.
Waar gaat de nieuwe aanklacht over
De aanklacht die is opgesteld door het hoofdofficier van justitie van Diyarbakır gaat over beschuldigingen van terrorisme in verband met de activiteiten van Aysel Tuğluk voor de volksalliantie “Democratisch Congres van Volkeren'” (KCD). Tuğluk stond aan het hoofd van de organisatie, die legaal is in Turkije maar door justitie wordt behandeld als een “PKK/KCK-structuur” en dienovereenkomstig wordt gecriminaliseerd. Tuğluk werd in 2018 veroordeeld tot tien jaar gevangenisstraf voor haar rol als medevoorzitter. Het vonnis werd in 2020 bevestigd.
Aanklachten ingediend na vrijlating uit de gevangenis
De aanklachten tegen Tuğluk, die nu zijn ingetrokken, werden ingediend door het openbaar ministerie in november vorig jaar – slechts een paar weken nadat de 58-jarige werd vrijgelaten uit de gevangenis. De Koerdische vrouw, die eind 2016 gevangen werd gezet en in de gevangenis leed aan ernstige Alzheimer dementie, was “ongeschikt voor de gevangenis” verklaard en in oktober 2022 vrijgelaten op basis van een deskundig advies van het Instituut voor Forensische Geneeskunde (ATK). Ongeveer twee weken later diende de hoofdofficier van justitie van Diyarbakır een verzoek in bij de rechtbank om een rechtszaak aan te spannen. Als bewijs voor Tuğluks vermeende lidmaatschap van een terroristische organisatie verwezen de autoriteiten naar de getuigenis van een vermeende getuige voor de aanklager die een YPG-strijder zou zijn geweest. Hij zou in 2014 in Kobanê gewond zijn geraakt en door Tuğluk over de Syrisch-Turkse grens naar Cizîr (Cizre) zijn vervoerd. Het Openbaar Ministerie had voor dit misdrijf een gevangenisstraf tot vijftien jaar geëist.