- Rojava/Noord-en Oost-Koerdistan
Naar aanleiding van het honderd-jarig bestaan van het Verdrag van Lausanne, ondertekend op 24 juli 1923, dat de grenzen vastlegde van racistische en confessionalistische natiestaten in het Midden-Oosten, waaronder Koerdistan, spreekt het voorzitterschap van de Nationale Raad van Bethnarine een duidelijke veroordeling uit. Het verdrag wordt beschouwd als een beslissende stap in de ontkenning en vernietiging van de Suryoye.
Het Verdrag van Lausanne wordt al lange tijd bekritiseerd, niet alleen omdat het de opdeling van Koerdistan vastlegt, maar ook omdat het wordt gezien als een voortzetting van de Armeense:in genocides en de Seyfo genocide – de Ottomaanse massamoord op de Suryoye in 1915. Het voorzitterschap benadrukt dat sinds de ondertekening van het verdrag een eeuw geleden, geen van de garanderende staten de situatie van de Suryoye serieus heeft aangepakt of de talrijke aanvallen waaraan het is blootgesteld heeft voorkomen.
De Turkse staat is ook het onderwerp van kritiek omdat het een beleid van verdrijving, ontworteling en veroordeling tot de diaspora voert. Dit beleid verhinderde niet alleen de terugkeer van de Suryoye naar hun land, maar leidde ook tot een brutaal beleid van assimilatie en zelfvervreemding ten opzichte van de Suryoye die daar nog woonden. De wreedheden culmineerden in bloedbaden en massamoorden, die gepaard gingen met de systematische onderdrukking van de culturele en taalkundige identiteit. Scholen die Aramees onderwezen werden gesloten en alle culturele activiteiten werden verboden.
Internationale gemeenschap negeert bescherming van niet-islamitische minderheden
Het voorzitterschap van de Nationale Raad van Bethnarine doet nu een beroep op de betrokken staten, in het bijzonder Groot-Brittannië en Frankrijk, om de verantwoordelijkheid die voortvloeit uit de overeenkomst op zich te nemen en in te grijpen tegen de voortdurende schendingen van rechten en onrechtvaardigheden tegen de Suryoye. Er wordt op gewezen dat de Republiek Turkije de artikelen 37-45 in paragraaf 3 van het Verdrag van Lausanne, dat betrekking heeft op “niet-islamitische” minderheden, tot nu toe niet heeft toegepast op de Suryoye. Deze artikelen gaven bescherming aan religieuze gebouwen en scholen van niet-islamitische bevolkingsgroepen, evenals het recht om andere talen dan Turks te gebruiken, ook in de pers, in het basisonderwijs en in contacten met de autoriteiten. De Volkenbond werd verondersteld toezicht te houden op deze garanties. Dit is nooit gebeurd. De Nationale Raad verklaarde dat deze “historische onrechtvaardigheid en onderdrukking” betekende dat hij het Verdrag van Lausanne niet kon erkennen. De Nationale Raad omschrijft het beleid van de Republiek Turkije als racistisch, fascistisch, monistisch en ontkennend.
Het voorzitterschap eist dat dit beleid niet langer mag worden voortgezet. Het benadrukt het belang om de strijd voor de status van de Suryoye op basis van haar collectieve wil op alle niveaus, inclusief de internationale arena, met de grootste kracht voort te zetten.