51 jaar geleden, op 6 mei 1972, werden Deniz Gezmiş, Yusuf Aslan en Huseyin Inan opgehangen in Ankara. Hun proces was begonnen op 16 juli 1971. Gezmiş en zijn kameraden werden op 9 oktober ter dood veroordeeld wegens het overtreden van artikel 146 van het Turkse Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op pogingen tot “omverwerping van de grondwettelijke orde”.
Na zich te hebben aangesloten bij de Arbeiderspartij van Turkije (Türkiye Işçi Partisi) studeerde Gezmiş rechten aan de Universiteit van Istanbul in 1966. In 1968 richtte hij de Revolutionaire Juristen Organisatie (Devrimci Hukukçular Kuruluşu) en de Revolutionaire Studenten Vakbond (Devrimci Öğrenci Birliği) op.
Hij werd steeds politiek actiever en leidde op 12 juni 1968 de door studenten georganiseerde bezetting van de Universiteit van Istanbul. Na het gewelddadig beëindigen van de bezetting door de wetgeving, leidde hij protesten tegen de komst van de Amerikaanse 6e Vloot in Istanbul. Deniz Gezmiş werd op 30 juli 1968 gearresteerd voor deze acties en vrijgelaten op 20 oktober van datzelfde jaar.
Naarmate hij meer betrokken raakte bij de Arbeiderspartij van Turkije en een Nationale Democratische Revolutie ging bepleiten, begonnen zijn ideeën rond te gaan en een groeiende revolutionaire studentenbasis te inspireren. Op 28 november 1968 werd hij opnieuw gearresteerd nadat hij protesteerde tegen het bezoek van de Amerikaanse ambassadeur aan Turkije, maar later vrijgelaten. Op 16 maart 1969 werd hij opnieuw gearresteerd wegens betrokkenheid bij gewapende conflicten tussen rechtse en linkse groepen en gevangengezet tot 3 april. Gezmiş werd op 31 mei 1969 opnieuw gearresteerd. De universiteit werd tijdelijk gesloten en Gezmiş raakte gewond bij het conflict. Hoewel Gezmiş onder toezicht stond, ontsnapte hij uit het ziekenhuis en ging naar kampen van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie in Jordanië om guerrilla-training te volgen.
Op 4 maart 1971 ontvoerden Deniz Gezmiş en zijn kameraden vier Amerikaanse soldaten van de TUSLOG/The United States Logistics Group van het hoofdkantoor in Balgat, Ankara. Nadat de gijzelaars waren vrijgelaten, werden hij en Yusuf Aslan levend gevangen genomen in de buurt van Sivas na een gewapende confrontatie met wetshandhavingsfunctionarissen.
Hun proces begon op 16 juli 1971 en Gezmiş werd op 9 oktober ter dood veroordeeld wegens het overtreden van artikel 146 van het Turkse Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op pogingen tot “omverwerping van de grondwettelijke orde”. Volgens de wettelijke procedure moet een doodvonnis worden goedgekeurd door het parlement voordat het naar de president van de republiek wordt gestuurd ter definitieve goedkeuring. In maart en april 1972 werd het vonnis aan het parlement voorgelegd en bij beide lezingen werd het vonnis met overweldigende meerderheid goedgekeurd.
Op 4 mei weigerde president Cevdet Sunay, na officieel overleg met de minister van Justitie en premier Nihat Erim, Gezmiş gratie te verlenen. Hij werd op 6 mei 1972 opgehangen in de Centrale Gevangenis van Ankara, samen met Hüseyin Inan en Yusuf Aslan.
Deniz Gezmiş is geboren in Ankara op 24 februari 1947. Hij was een van de revolutionairen in Turkije die hun leven hebben gewijd aan de socialistische zaak. In zijn laatste brief gericht aan zijn vader vlak voor de executie legde hij de geest van opoffering uit van de revolutionaire beweging van Turkije: “Mensen worden geboren, groeien op, leven en sterven… Het belangrijke is niet om lang te leven, maar om meer dingen te doen in het leven… Mijn vrienden die voor mij gingen toonden geen aarzeling voor de dood… Je moet er niet aan twijfelen dat ik aarzeling zal hebben….”
Vandaag de dag worden Deniz Gezmiş, Yusuf Aslan, Hüseyin Inan en de vele revolutionairen zoals hen hedacht op verschillende plaatsen.