- Duitsland
De Koerdische activist Mazlum D. is afgelopen dinsdag veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en drie maanden door het Hof van Beroep in Stuttgart. In het proces dat al 14 maanden duurde op basis van §§129a/b StGB, had het Openbaar Ministerie een gevangenisstraf van drie jaar en acht maanden geëist tegen de 43-jarige wegens vermeend lidmaatschap van de PKK. De verdediging pleitte voor vrijspraak.
Mazlum D. werd op 11 mei 2021 in Kirchheim/Teck in Baden-Württemberg gearresteerd door agenten van het Landeskriminalamt (LKA). De autoriteiten beschuldigden hem ervan van de zomer van 2018 tot aan zijn arrestatie als “fulltime kaderlid” eerst het “PKK-gebied” Freiburg en later het gebied Heilbronn te hebben geleid.
Deelname of organisatie van evenementen en demonstraties, het organiseren van congressen van Koerdische verenigingen, contact met andere politieke activisten of zijn artistieke activiteiten als muzikant waren de stof waaruit de aanklacht tegen Mazlum D. bestond. Hij werd niet beschuldigd van een individueel strafbaar feit. Hij zou echter medeverantwoordelijk zijn voor alle aanvallen in Turkije die door Duitse autoriteiten werden toegeschreven aan de Koerdische Volksverdedigingskrachten HPG. De aanvallen van Turkse veiligheidstroepen en militairen op steden en gebieden die grotendeels door Koerden bewoond werden op eigen grondgebied of illegale invasies in Rojava/Noordoost-Syrië of Başûr/Noord-Irak, werd pas in de tenlastelegging genoemd omdat Mazlum D. hiertegen protestacties organiseerde, hetgeen in zijn nadeel wordt geïnterpreteerd.
De vereiste bevoegdheid voor strafrechtelijke vervolging van de activist volgens §129b Abs. 1 Satz 3 StGB werd op 6 september 2011 verleend door het Federale Ministerie van Justitie. Sinds zijn arrestatie zit Mazlum D. in voorarrest in de JVA Stuttgart-Stammheim. De basis van de aanklacht waren de verklaringen van een “vertrouwenspersoon” van het LKA Baden-Württemberg, die de federale procureur-generaal geheimhouding had beloofd voor hun beschuldigingen, uitgebreide telecommunicatiebewaking en andere heimelijke maatregelen tegen Mazlum D. en andere personen.
In de motivering van het vonnis oordeelde de rechtbank dat het een verzachtende omstandigheid was dat de beklaagde geen strafblad had. Bovendien had hij tijdens zijn schooltijd in Turkije discriminatie ondervonden vanwege zijn Koerdische afkomst. Het vonnis is nog niet definitief en er kan nog beroep worden ingesteld bij het Federale Hof van Justitie.