- Brussel
De Uitvoerende Raad van het Nationaal Congres van Koerdistan (KNK) heeft een verklaring uitgegevennaar aanleiding van de herdenking van de de Armeense genocide, vandaag 109 jaar geleden.
De KNK-verklaring die maandag is vrijgegeven, omvat het volgende:
“Vanaf 24 april 1915 begonnen het Ottomaanse rijk en hun bondgenoten een grote genocide tegen de lokale christenen, samen met een groot aantal Yezidi Koerden, die in Mesopotamië en Anatolië woonden. Deze genocide werd geleid door Ittihad en İttihâd ve Terakkî (het Comité voor Eenheid en Vooruitgang), de bendes van de speciale organisatie genaamd Teşkîlât-ı Mahsûsa (een paramilitaire organisatie), de Hamidiye Regimenten/Cavaleries en de officieren van het Ottomaanse leger.
Genocide is een misdaad tegen de menselijkheid van de Verenigde Naties. Artikel 2 (1948) van het VN-Verdrag inzake de voorkoming en bestraffing van het misdrijf genocide definieert genocide als een van de volgende handelingen gepleegd met de bedoeling een nationale, etnische, raciale of religieuze groep geheel of gedeeltelijk te vernietigen: moord leden van de groep; het opzettelijk aan de groep opleggen van levensvoorwaarden die berekend zijn om de fysieke vernietiging ervan geheel of gedeeltelijk te bewerkstelligen. In hun systematische aanvallen gericht op burgers, waaronder moord, uitroeiing, deportatie, marteling, verkrachting (en andere op geslacht gebaseerde misdaden) en gedwongen verdwijning, pleegden de officieren van het Ottomaanse leger misdaden tegen de menselijkheid (artikel 7, Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof Rechtbank).
Zowel het Armeense als het Assyrisch-Syrisch-Chaldeeuwse volk werd afgeslacht met als doel hun geschiedenis en cultuur uit te wissen. Deze genocide en andere misdaden tegen de menselijkheid kunnen niet worden ontkend. Er is duidelijk bewijs van de dood van meer dan anderhalf miljoen mensen. Inderdaad, de bevolkingsgegevens van het Ottomaanse rijk bevestigen dit feit.
Meer dan een half miljoen Assyrisch-Syrisch-Chaldeeuwse mensen en meer dan een miljoen Armeense mensen werden op verschillende plaatsen op barbaarse wijze vermoord en honderdduizenden mensen werden uit hun woonplaats verbannen door de uitzettingswet, een daad van ethische reiniging. Tienduizenden, voornamelijk meisjes en vrouwen, werden gedwongen tot de islam bekeerd en gedwongen tot ongewenste huwelijken. Duizenden nederzettingen, kerken en kloosters, scholen en bibliotheken, fabrieken werden verwoest. Een onbekende hoeveelheid eigendommen en rijkdom werd in beslag genomen en geplunderd. Het doden en ontvoeren van het Assyrisch-Syrisch-Chaldeeuwse en Armeense volk en de vernietiging van hun nederzettingen en culturele en historische sporen waren toegestaan; etnische en religieuze vervolging werd uitgevoerd.
Het trauma van deze mensen is de afgelopen honderdacht jaar niet erkend door de Republiek Turkije. De bittere herinneringen aan dit trauma zijn een tragedie geworden voor nieuwe generaties.
Aangezien de Republiek Turkije, de erfgenaam van het Ottomaanse rijk, heeft geweigerd deze genocide te accepteren, wordt het betrokken als de erfgenaam en partner van deze misdaad tegen de menselijkheid.
Naar aanelding van het 108e jaar van de genocide veroordelen wij, als het Nationaal Congres van Koerdistan (KNK), nogmaals krachtig de genocide van 1915 en roepen we de Republiek Turkije op om deze genocide te erkennen en alle verplichtingen na te komen jegens de mensen die de slachtoffers van deze misdaad tegen de menselijkheid.”