Er is al 720 dagen geen teken van leven van Abdullah Öcalan en zijn drie medegevangenen op het gevangeniseiland Imrali in de Zee van Marmara. In een open brief aan de Turkse minister van Justitie, Bekir Bozdağ, roept het advocatenkantoor Asrin, dat de Imrali-gevangenen vertegenwoordigt, op tot naleving van de geldende wetten.
Het advocatenkantoor wijst erop dat het laatste contact met Imrali plaatsvond in de vorm van korte telefoongesprekken met familieleden op 25 maart 2021. Voor Öcalan was het gesprek, dat om onbekende redenen na enkele minuten werd onderbroken, het tweede telefoontje sinds zijn arrestatie in februari 1999. “In dit korte telefoongesprek heeft onze cliënt Abdullah Öcalan zijn broer uitdrukkelijk verteld dat hij gebruik wilde maken van zijn wettelijk recht om zijn advocaten te ontmoeten. Als zijn juridisch adviseur hebben we verzoeken gedaan en zullen we dat blijven doen bij gerechtelijke en administratieve autoriteiten, zowel nationaal als internationaal, om dit onwettige en onmenselijke isolement te doorbreken”, luidt de open brief.
Belofte van de minister van Justitie niet nagekomen
Het advocatenkantoor schrijft ook aan minister van Justitie Bozdağ: “In 2019, toen de hongerstakingen in de gevangenissen en de daaropvolgende doodsvasten een kritieke fase bereikten en veel mensen een einde aan hun leven maakten uit protest tegen het isolatiebeleid, verscheen uw voorganger, de minister van Justitie, zelf voor de camera’s en zei dat er geen obstakel was voor advocatenbijeenkomsten in Imrali. In 2019 vonden er vijf advocatengesprekken plaats en de heer Öcalan voorkwam honderden mogelijke verdere sterfgevallen. Door zijn tussenkomst kon de hele samenleving weer ademen. De laatste advocatenbijeenkomst over Imrali vond plaats op 7 augustus 2019. En ondanks de toezegging van de minister van Justitie destijds, is het bezoeken van advocaten op het eiland alweer bijna vier jaar verboden.”
Al twee jaar geen informatie over de situatie op Imrali
Volgens het advocatenkantoor Asrin is er al bijna twee jaar geen informatie over hun cliënten op Imrali: “We hebben geen flauw benul van wat daar gebeurt. Uit welke wet ontleent u het recht om vier Koerdische politieke gevangenen onder dergelijke omstandigheden in deze gevangenis te houden en alle communicatie met de buitenwereld af te sluiten?”
Situatie na de aardbeving
De advocaten verwijzen ook naar de aardbevingsramp van 6 februari: “Volgens officiële cijfers verloren meer dan 48.000 mensen het leven en raakten tienduizenden bedolven onder het puin en raakten gewond. Honderdduizenden mensen raakten dakloos en moesten de regio verlaten. Gevangenen in door uw ministerie gecontroleerde detentiecentra kregen het recht om extra te bellen om hun familie te spreken en informatie van hen te krijgen. Zelfs dit recht, verleend aan gedetineerden op humanitaire gronden in de aardbevingsomstandigheden, is niet verleend aan onze klanten op Imrali, hoewel hun families in het aardbevingsgebied wonen.”
Is er een speciale wettelijke regeling?
Gezien deze situatie vraagt de kanselarij aan de minister van Justitie: “Valt de F-type gevangenis op Imrali niet binnen uw rechtsgebied? Is een ander rechtssysteem of de wet van een ander land van toepassing op Imrali? Waarom kan een gevangene in Silivri bijvoorbeeld zijn familie bellen in Urfa, een gebied dat gevoelig is voor aardbevingen, om te informeren naar het lot van zijn familieleden en dierbaren, terwijl de gevangenen in Imrali dat niet kunnen? Of laten we het zo vragen: is er naast Imrali nog een andere gevangenis onder de verantwoordelijkheid van uw ministerie waar geen enkele advocaat of mensenrechtenverdediger in drieënveertig maanden binnen is gekomen? Zijn er andere gevangenen wiens families en advocaten in 720 dagen geen enkel bericht hebben ontvangen?
Minister, als advocaat weet u heel goed dat op geen van deze vragen een redelijk en wettelijk verklaarbaar antwoord bestaat. De uitspraken van het EHRM en de rapporten van het Comité ter Voorkoming van Foltering zijn nog hangende. In werkelijkheid gaat het om de houding van uw regering tegenover de Koerdische kwestie, die de oorzaak is van bijna alle fundamentele problemen in het land, van democratisering tot de economie, en tegenover de heer Öcalan, die een belangrijke rol kan spelen bij het oplossen van deze kwestie. Het gaat erom hoe uw regering omgaat met meneer Öcalan. Het gaat over onze cliënten die gegijzeld worden in een onzekere en onbepaalde ruimte buiten het rechtssysteem. Wanneer bent u van plan actie te ondernemen om een einde te maken aan deze ontvoering van onze cliënten die worden vastgehouden in een F-Type gevangenis die zogenaamd of op papier uw verantwoordelijkheid is? Misschien is dit de echte vraag die gesteld moet worden. Bent u zich bewust van uw verantwoordelijkheden als minister van Justitie?”