Volgens een rapport van Kolbarnews werden tijdens het jaar 2019 maar liefst 80 kolbars en kasibkars gedood aan de grenzen tussen Noord-, Oost- en Zuid-Koerdistan. 183 andere kolbars (pakketdragers) raakten gewond door mijnexplosies, ijskoud weer, lawines en aanvallen door krachten van het Iraanse regime.
54 van de vermoorde kolbars en kesibkars* waren het doelwit van Turkse troepen.
Drie kolbars verloren hun leven na van een klif te zijn gevallen, 17 zijn doodgevroren of werden begraven onder een lawine terwijl zes anderen stierven aan een ongeluk of hartaanval.
168 van de vermoorde en gewonde kolbars kwamen uit Urmia, 70 uit Sine (Sanandaj) en 25 uit Kermanshah.
Kolbar komt van de Koerdische woorden, “kol” (terug) en “balk” (laden). Kolbars verdienen hun brood met het dragen van lasten langs de gevaarlijke grens. Hun lasten omvatten sigaretten, mobiele telefoons, doeken, huishoudelijke artikelen, thee en heel soms alcohol. Ze lopen door gevaarlijk terrein om deze handel tussen Zuid- en Oost-Koerdistan voort te zetten. De goederen die ze brengen worden in Teheran tegen hoge prijzen verkocht, maar de kolbars die hun leven riskeren, worden heel bescheiden betaald.
*De tussenpersonen die de leveringen uitvoeren en kopers vinden in steden worden kasibkars genoemd.
Kolbars en kasibkars zijn doorgaans tussen de 13 tot 70 jaar oud. Sommigen hebben alleen de lagere school afgemaakt, anderen hebben een universitair diploma. Ze dragen lasten, omdat ze geen ander werk kunnen vinden.